tentamenvragen hoofdstuk 19 boek Flashcards
(41 cards)
Volgens een dimensioneel model van persoonlijkheidsstoornissen resulteert _____ in vermijdende persoonlijkheidsstoornis.
A. Hoge consciëntieusheid
B. Lage neuroticisme met hoge extraversie
C. Extreme introversie gecombineerd met zeer hoge neuroticisme
D. Lage vriendelijkheid gecombineerd met hoge openheid
C. Extreme introversie gecombineerd met zeer hoge neuroticisme
Volgens een dimensioneel model wordt de histrionische persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door extreme:
A. Extraversie
B. Vriendelijkheid
C. Consciëntieusheid
D. Neuroticisme
A. Extraversie
Welke uitspraak over motivatie als bouwsteen van persoonlijkheidsstoornissen is NIET waar?
A. Een overdreven behoefte aan macht kan leiden tot een stoornis
B. Variaties in normale trekken hebben niets te maken met stoornissen
C. Gebrek aan motivatie voor intimiteit komt voor bij stoornissen
D. Narcisten hebben een extreme behoefte aan superioriteit
B. Variaties in normale trekken hebben niets te maken met stoornissen
De psychologie van de _____ bestudeert mentale stoornissen zoals denkstoornissen, emotionele stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.
A. Differentiële psychologie
B. Abnormale psychologie
C. Gezondheidspsychologie
D. Sociale psychologie
B. Abnormale psychologie
Een statistische definitie van abnormaal gedrag focust op:
A. Individueel lijden
B. Gemeenschappelijk lijden
C. Eigenschappen die zeldzaam zijn binnen de populatie
D. Normale persoonlijkheidstrekken die als afwijkend worden gezien
C. Eigenschappen die zeldzaam zijn binnen de populatie
Zowel statistische als sociale definities van abnormaliteit:
A. Lijden onder veranderende normen en tijden
B. Kunnen niet bepalen wat onaanvaardbaar is
C. Kunnen geen gegevens verzamelen
D. Houden geen rekening met uniciteit van mensen
A. Lijden onder veranderende normen en tijden
De vierde editie van de DSM (DSM-IV):
A. Is een gen gerelateerd aan dopamine
B. Was gebaseerd op een categorisch model
C. Is een stoornis
D. Was een statistische methode
B. Was gebaseerd op een categorisch model
Een gedragsprobleem wordt GEEN persoonlijkheidsstoornis als het:
A. Voortkomt uit drugsmisbruik
B. Al vanaf de kindertijd aanwezig is
C. Een blijvend patroon is
D. Klinisch significant leed veroorzaakt
A. Voortkomt uit drugsmisbruik
Alle persoonlijkheidsstoornissen gaan gepaard met:
A. Sociale vermijding
B. Verstoorde sociale relaties
C. Onverschilligheid voor regels
D. Grillig gedrag
B. Verstoorde sociale relaties
Volgens een _____ heeft iemand óf wel óf geen stoornis.
A. Abnormale psycholoog
B. Neurotisch paradox
C. Dimensioneel model
D. Categorieel model
D. Categorieel model
In het dimensionele model wordt elke stoornis gezien als:
A. Een duidelijke scheiding tussen normaal en abnormaal
B. Een continuüm van normaal tot ernstig verstoord
C. Bimodaal met normaal en abnormaal gedrag
D. Afhankelijk van gemiddelden binnen de populatie
B. Een continuüm van normaal tot ernstig verstoord
Moderne persoonlijkheidstheoretici stellen dat het _____ model betrouwbaar is voor het beschrijven van:
A. Dimensioneel; persoonlijkheidsstoornissen
B. Categorieel; kwalitatieve breuk
C. Dimensioneel; kwalitatieve breuk
D. Categorieel; extreme vormen van normale trekken
A. Dimensioneel; persoonlijkheidsstoornissen
Alejandro is inflexibel over moraal en religie. Hij heeft waarschijnlijk een _____ persoonlijkheidsstoornis.
A. Obsessief-compulsieve
B. Afhankelijke
C. Paranoïde
D. Histrionische
A. Obsessief-compulsieve
De meest voorkomende persoonlijkheidsstoornis is:
A. Histrionisch
B. Afhankelijk
C. Vermijdend
D. Obsessief-compulsief
D. Obsessief-compulsief
De minst voorkomende stoornis is:
A. Antisociaal
B. Borderline
C. Narcistisch
D. Schizoïde
C. Narcistisch
Antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt geassocieerd met:
A. Teruggetrokkenheid in kindertijd
B. Agressie en wreedheid in kindertijd
C. Hallucinaties
D. Paranoïde gedrag
B. Agressie en wreedheid in kindertijd
Als een kind geen gedragsproblemen vertoont vóór 16 jaar, dan:
A. Is het onwaarschijnlijk dat het later een antisociale stoornis ontwikkelt
B. Is het waarschijnlijk dat het een stoornis ontwikkelt
C. Zal het waarschijnlijk een vermijdende stoornis krijgen
D. Is een stoornis niet uit te sluiten
A. Is het onwaarschijnlijk dat het later een antisociale stoornis ontwikkelt
Belangrijk kenmerk van antisociale stoornis is:
A. Behoefte aan verzorging
B. Zelfbeschadiging
C. Gebrek aan schuld of wroeging
D. Verlatingsangst
C. Gebrek aan schuld of wroeging
Mark steelt een speelgoedauto en liegt erover. Hij heeft waarschijnlijk een:
A. Schizoïde stoornis
B. Antisociale stoornis
C. Borderline stoornis
D. Histrionische stoornis
B. Antisociale stoornis
Mensen met een _____ stoornis voelen zelden schuld als ze anderen pijn doen.
A. Schizoïde
B. Antisociale
C. Vermijdende
D. Histrionische
B. Antisociale
Sommige onderzoekers denken dat _____ stoornis veroorzaakt wordt door gebrekkige angstervaring.
A. Antisociale
B. Paranoïde
C. Histrionische
D. Schizoïde
A. Antisociale
Volgens Jeffrey Gray’s theorie zouden mensen met antisociale stoornis:
A. Een sterk BIS hebben
B. Een zwak BIS hebben
C. Een sterk BAS
D. Een zwak BAS
B. Een zwak BIS hebben
Borderline persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door:
A. Waanzin
B. Instabiliteit
C. Onmacht
D. Onzekerheid
B. Instabiliteit
Zelfbeschadiging komt vaak voor bij mensen met:
A. Schizoïde
B. Afhankelijk
C. Borderline
D. Histrionische stoornis
C. Borderline