Begrippen hoofdstuk 15 Flashcards
(13 cards)
Wat stelt het circumplex model van affect?
A. Affect is alleen afhankelijk van arousal
B. Affect kan worden geschaald op valentie en arousal
C. Alleen positieve emoties worden gemeten
✔ Antwoord: B
→ Emoties kunnen geplaatst worden langs twee assen: plezierig–onplezierig (valentie) en energie (arousal).
Wat blijkt uit onderzoek over persoonlijkheidssimilariteit en relatiekwaliteit?
A. Partnerkeuze is puur gebaseerd op uiterlijk
B. Emotionele stabiliteit en extraversie zijn belangrijker dan andere trekken
C. Opposites attract komt vaker voor dan gelijkenis
✔ Antwoord: B
→ Gelijkenis in N en E is het sterkst gerelateerd aan relatiekwaliteit.
Wat beschrijft het PEEP-model?
A. De invloed van financiële stress op relaties
B. Het ontstaan van relatieproblemen door slechte seks
C. Problemen ontstaan als partners onder druk verschillen niet kunnen hanteren
✔ Antwoord: C
→ PEEP = Persoonlijke Eigenschappen + Externe stressoren + Partnerinteractie.
Wat is zelf-differentiatie volgens de college-inhoud?
A. Het vermogen om je los te maken van je familie
B. Jezelf kunnen blijven in verbinding met de ander
C. Leren om altijd conflicten uit de weg te gaan
✔ Antwoord: B
→ Zelf-differentiatie = stabiel in je eigen identiteit blijven zonder je terug te trekken of te fuseren met de ander.
Wat is een communicatieve uiting van vermijding in relaties?
A. Je gevoelens open bespreken
B. Jezelf terugtrekken of overmatig aanpassen (fusie of cut-off)
C. Conflicten actief aangaan
✔ Antwoord: B
→ Vermijding = of jezelf wegcijferen (fusie) of afstand nemen (cut-off) om pijn te vermijden.
Wat is volgens het PEEP-model een typische aanleiding voor escalatie in relaties?
A. Gebrek aan extraversie bij beide partners
B. Druk van buitenaf gecombineerd met onhandige interactie
C. Alleen slechte communicatie binnen de relatie
✔ Antwoord: B
→ PEEP = Persoonlijke eigenschappen + Externe stressoren + Partnerinteractie = explosieve mix als men stress slecht reguleert.
Wat bedoelen de slides met ‘emotionele overdracht’ binnen relaties?
A. Als je partner je gedrag controleert
B. Je gevoelens uit het verleden projecteren op je partner
C. Als je emoties bewust inzet om te manipuleren
✔ Antwoord: B
→ Dit is een vorm van transference: je reageert op je partner zoals je dat vroeger deed bij belangrijke anderen (bv. ouders).
Wat is een communicatieve uiting van fusie in een relatie (volgens het college)?
A. Autonoom reageren op stress
B. Jezelf wegcijferen en aanpassen uit angst voor conflict of afwijzing
C. Alleen handelen op basis van eigen behoefte
✔ Antwoord: B
→ Fusie = je hele identiteit aanpassen aan de ander om verbinding te behouden.
Wat is de centrale gedachte achter ‘zelfdifferentiatie’ in relaties?
A. Mensen zoeken partners met tegenovergestelde trekken
B. Goede relaties vragen dat je je aanpast aan de ander
C. In verbinding blijven met de ander zónder jezelf te verliezen
✔ Antwoord: C
→ Zelfdifferentiatie = stabiel blijven in je eigen emoties, ook in stressvolle intieme relaties.
Wat is volgens het college een effect van hoog neuroticisme op relatiedynamiek?
A. Deze mensen reageren kalm op stress en praten het uit
B. Ze ervaren sneller emotionele overbelasting en conflicten
C. Ze zijn juist stabiel en vermijdend
✔ Antwoord: B
→ Mensen met hoog N hebben een ‘kleinere stressemmer’, waardoor ze sneller overprikkeld raken en vaker ruzie hebben.
Wat stelt de Similarity-Attraction Hypothese over partnerkeuze?
A. Mensen voelen zich het meest aangetrokken tot degenen die verschillen in persoonlijkheid
B. Gelijksoortigheid op belangrijke domeinen vergroot aantrekkingskracht
C. Aantrekkingskracht ontstaat vooral door fysieke nabijheid
✔ Antwoord: B
→ Mensen voelen zich over het algemeen meer aangetrokken tot partners die qua waarden, interesses en persoonlijkheid op hen lijken.
Wat is de kern van de Complementary Needs Hypothese?
A. Persoonlijkheidsverschillen zorgen altijd voor conflicten
B. Mensen zoeken partners die hun eigen behoeften aanvullen
C. Mensen zoeken partners die hun opvoeding weerspiegelen
✔ Antwoord: B
→ Bijv. een dominante persoon voelt zich aangetrokken tot een volgzaam iemand. Deze aanvulling wordt als waardevol ervaren.
Wat is een belangrijk verschil tussen de Similarity-Attraction en Complementary Needs Hypothese?
A. Similarity focust op uiterlijke kenmerken, complementary op karakter
B. Similarity voorspelt aantrekkingskracht op lange termijn beter dan complementarity
C. Complementarity stelt dat mensen identieke persoonlijkheden zoeken
✔ Antwoord: B
→ Uit onderzoek blijkt dat gelijkenis op belangrijke waarden en trekken beter voorspelt of een relatie standhoudt dan “tegenpolen trekken elkaar aan”