PD 10.4 Een angstig kind Flashcards

(22 cards)

1
Q

Wat is de definitie van angst?

A
  • Onplezierig gevoel van beklemming of spanning
  • Motorische en fysiologische verschijnselen: trillen, beven, hyperactief, verhoogde hartslag, zweten, rood.
  • Dysfunctionele gedachten: gevoel van controle verlies of doodgaan terwijl dat niet nodig is.
    Angst is een normaal verschijnsel en heeft een nuttige functie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is er sprake van een angststoornis?

A
  • Is het nog adaptief? Het is niet meer adaptief.
  • Interfereert het met het dagelijks functioneren?
  • Geeft het lijdensdruk?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de normale ontwikkeling van angst?

A

Gedurende de ontwikkeling een verschuiving:
- begin: angst voor concrete externe dingen (dieren, onweer)
- later: geïnternaliseerde abstracte angsten (afwijzing, uiterlijk)
- 0 – 2 jaar: angst voor geluiden, vallen, vreemde voorwerpen en personen
- 4 – 6 jaar: angst voor dieren, donker, monsters, spoken
- 6 – 10 jaar: angst voor lichamelijk letsel, dood, falen
- 10 - … jaar: angst mbt uiterlijk, kritiek van anderen, beoordeling (examens), eigen gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe reageert het lichaam op angst?

A

Bij dreiging komt je lichaam in de actiemodus: je lichaam doet vluchten, vechten of bevriezen. Verhoogde hartslag en bloeddruk: meer bloed naar je hersenen en spieren. Sympatische zenuwstelsel geactiveerd en HPA-as: adrenaline en cortisol komen vrij –> hierdoor kom je in de fight or flight modus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de etiologie van angst?

A

Angst heeft voor een deel een genetische aanleg, temperament speelt een rol, en omgeving speelt een rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de etiologische factoren voor angst?

A
  • Tweelingonderzoek: 30-40% verklaard door genetische invloeden
  • Risicofactor voor ontwikkelen angst: geïnhibeerd temperament (verlegenheid, voorzichtig zijn). Sterk genetisch bepaald
  • Negatieve ervaringen
  • Sociaal vermijdende gezinnen
  • Angstige, overprotectieve, weinig aanmoedigende opvoedstijl (interactie met temperament)
  • Interactie tussen gen en omgeving: overdracht van ouder op kind.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de prevalentie van angst?

A
  • Separatieangststoornis 3%
  • Gegeneraliseerde angststoornis 2%
  • Specifieke fobie 3%
  • Sociale angststoornis 1%
  • Paniekstoornis 0,2%
    Het is de meest voorkomende stoornis op de psychiatrie voor kinderen en jeugdigen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een separatieangststoornis?

A
  • Specifiek voor kinderleeftijd/adolescentie
  • Angst als reactie op scheiding van hechtingsfiguur
  • Niet passend bij ontwikkelingsfase (op jonge leeftijd is het nog normaal)
  • 75% van schoolweigeraars heeft separatieangststoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een gegeneraliseerde angststoornis?

A
  • Piekeren over diverse aspecten die in het dagelijks leven kunnen voorkomen (familie, proefwerken, vrienden, etc) en er niet mee kunnen stoppen.
  • Hoofdpijn, vermoeidheid, buikpijn, concentratieproblemen
  • Belemmering in dagelijkse bezigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een specifieke fobie?

A
  • Extreme, irreële angst voor specifieke situatie/object resulterend in vermijding. Het is buiten proportie.
  • Interfereert in dagelijks functioneren.
  • Bijv. donker, dieren, bloed, hoogte, dokters!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een sociale angststoornis?

A
  • Angst in sociale situaties.
  • Irreële angst om bekritiseerd te worden.
  • Zowel in contact met volwassenen als leeftijdsgenoten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een paniekstoornis?

A
  • Zonder enige oorzaak krijgen van paniekaanvallen
  • Met als gevolg vermijding van reizen of naar bepaalde plekken toegaan
  • Lichamelijke symptomen
  • Cognitieve symptomen
  • Anticipatieangst (bang om in paniek te raken en daardoor weer in paniek raken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is agorafobie?

A
  • Angst voor situaties waaruit weggaan moeilijk/onmogelijk is
  • Situatie wordt vermeden
  • Zijn in de situatie gaat gepaard met heftige angst of paniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de nadelige gevolgen van angst?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zie je vaak bij angststoornissen?

A

Dat de ene angst zich uitbreidt naar meerdere angsten en dwangklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt ARFID in?

A

vermijdende-/restrictieve voedselinname stoornis (ARFID).
Geen interesse in eten (vergeten, geen gevoel van honger), sensorische gevoeligheid (bepaalde structuren van eten), angst voor de gevolgen van eten (ziek te worden van eten/overgeven)

17
Q

Wat is het behandeladvies voor angst?

A
  • Individuele psychotherapie
    o Cognitieve gedragstherapie (incl exposure): meestal begin je hiermee. Je gaat proberen de cirkel tussen gevoel gedrag en gedachten doorbreken.
    o EMDR: traumabehandeling
  • Ouderbegeleiding en systeemtherapie
  • Op termijn kan gedacht worden aan farmacotherapie
18
Q

Wat zijn de pijlers van cognitieve gedragstherapie?

A

Gevoel
- Herkennen van lichaamssignalen
- Relaxatietechnieken
Gedachten
Negatieve gedachten uitdagen en vervangen door functionele, reële gedachten. Bijv.:
- Negatieve gedachte: “Het lijkt wel alsof ik niets goed kan doen”
- Uitdager: “Maak je de dingen nu niet erger dan ze zijn?”
- Positievere gedachte: “Nou, in sommige dingen ben ik best goed. Ik ben goed in lezen en voetbal.”
Gedrag
- Behandelen van vermijdend gedrag:
- Exposure –> systematische desensitisatie
- Operante conditionering –> jezelf belonen voor dapper gedrag
- Behandelen van een gebrek aan copingvaardigheden:
- Probleemoplossende vaardigheden aanleren
- Modeling

19
Q

Wat is een voorbeeld van exposure therapie?

A

Een stappenplan voor een spinnenfobie:
- 1: naar spinnen in boeken kijken
- 2: een film op discovery over spinnen kijken
- 3: een spin in een potje bekijken
- 4: spin uit het potje bekijken
- 5: een kleine spin op je hand laten lopen
- 6: een echt grote spin op je hand laten lopen
- 7: meedoen met het tv-programma “fear factor”

20
Q

Wat zijn de kenmerken van ouderbegeleiding bij angststoornissen?

A
  • Psychoeducatie
  • Uitleg van behandeling
  • Actief betrekken ouders bij huiswerk en exposureopdrachten
  • Opvoedingsstijl beïnvloeden (modeling en operant conditioneren)
21
Q

Wat zijn de kenmerken van cognitieve gedragstherapie bij angststoornissen?

A
  • Behandeling van eerste keus
  • 65-70% behandelsucces
  • Langdurig effect
  • Medicatie pas bij onvoldoende effect en/of zeer ernstige problematiek
22
Q

Wat zijn de kenmerken van farmacotherapie bij angststoornissen?

A
  • Weinig dubbelblind placebogecontroleerd medicatieonderzoek bij kinderen
  • Terughoudendheid met medicatie onder de 6 jaar
  • Bij ernstige of therapieresistente angststoornis; eventueel i.c.m. CGT
  • Eerste keus: SSRI’s