5.1 Gedragsstoornis jeugd Flashcards

(22 cards)

1
Q

Welke 2 soorten gedragsstoornissen zijn er?

A

Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen:
- Opposutional-Defiant Disorder (ODD) -> Oppositionele-opstandige stoornis
- Conduct Disorder (CD) -> Normo-overschrijdend gedragsstoornis

Depressieve stemmingsstoornissen:
- Disruptieve Mood Dysregulation Disorder (DMDD) -> Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van psychopathie?

A

Callous and umemotional:
- Beperkte prosociale emoties
- Gebrek aan berouw of schuldgevoels
- Ongevoelig, gebrek aan empathie
- Onverschillig over niet-presenteren
- Vlak of deficiënt affect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de types van agressie?

A
  • Proactieve agressie -> Bedachte acties
  • Reactive aggression -> Reageren op bedreiging of vermeende bedreiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de criteria voor oppositionele opstandige stoornis?

A

A: Boze/prikkelbare stemming, brutaal/ongehoorzaam gedrag of ontevredenheid:
- Boze/prikkelbare stemming
- Ruziezoekende of openlijk ongehoorzaam gedrag
- Wraakzucht

B: De verstoring in het gedrag gaat samen met lijdensdruk bij de betrokkene zelf of anderen in zijn/haar onmiddellijke sociale omgeving of heeft een negatieve invloed op het sociale schoolse of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de criteria voor normo-overschrijdend gedragsstoornis?

A

A: Grondrechten van anderen of belangrijke maatschappelijke normen/regels worden geschonden
- Agressie jegens mensen en dieren
- Vernieling van eigendommen
- Bedrog/diefstal
- Ernstige overtreding van regels
B: De gedragsstoornis veroorzaakt klinisch significante beperkingen in het functioneren op sociaal, school- of beroepsmatig gebied
C: Indien de betrokkene ouder is dan 18 jaar -> Er wordt niet voldaan aan criteria voor antisociale-persoonlijkheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt normo-overschrijdend gedragsstoornis gespecificeerd?

A

Specificeer of:
- Met begin in de kindertijd
- Met begin in de adolescentie
- Begin ongespecificeerd

Specifieer indien:
- Met beperkte prosociale emoties
- Gebrek aan berouw of schuldgevoel
- Ongevoelig/gebrek aan empathie
- Onverschillig over prestaties
- Vlak/deficiënt affect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de criteria voor stemmingsdisregulatiestoornis?

A

A: Ernstige recidiverende driftbuien die zich verbaal en/of in het gedrag manifesteren en die wat intensiteit of duur betreft in grove mate disproportioneel zijn ten opzichte van de situatie of aanleiding
B: De driftbuien komen niet overeen met ontwikkelingsniveau
C: De driftbuien treden gemiddeld 3x per week of vaker op
D: De stemming tussen de driftbuien is persisterend prikkelbaar/boos, gedurende het grootste deel van de dag en bijna elke dag en dit is ook voor anderen waarneembaar
E: Criteria A-D zijn sinds >1 jaar aanwezig. In die periode is de betrokkene nooit gedurende >3 achtereenvolgende maanden geheel vrij geweest van symptomen in criterium A-D
F: De symptomen in criteria A en D zijn in >2 van de settings aanwezig en zijn in >1 van de settings ernstig
G: De classificatie dient niet voor de eerste maal <6-jarige of >18-jarige leeftijd worden toegekend
H: Op basis van de anamnese of door observaties kan worden vastgesteld dat criteria A-E voor de 10-jarige leeftijd zijn begonnen
I: Er heeft zich nooit een duidelijke periode van meer dan 1 dag voorgedaan waarin de symptomen volledig hebben voldaan aan de criteria voor een manische of hypomanische episode met uitzondering van de duur
J: Het gedrag doet zich niet uitsluitend voor tijdens een episode van de depressieve stoornis en kan niet worden verklaard door een andere psychische stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de co-morbiditeiten van een disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis?

A

Komt vaak voor in combinatie met:
- ADHD
- Depressie
- Angststoornissen
- Middelmisbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de prevalentie en geslachtsverschil van ODD, CD, DMDD?

A
  • ODD -> 3%, M=F
  • CD -> 2%, M>F
  • DMDD (?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe gaat de ontwikkeling van gedragsstoornissen?

A
  • Life course persistent -> Early onset
  • Adolescence onset -> Late onset

Beter nieuws al het dus begint rond de adolescentie. Dan is het mogelijk dat het bij de jong volwassenheid weer afneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de prognose van gedragsstoornissen?

A
  • In het algemeen afname van ODD en CD symptomen
  • Soms verdwijnen van de diagnose
  • Risico van ODD kan overgaan naar CD voornamelijk bij dwars en uitdagend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar hebben de patiënten met gedragsstoornissen een verhoogd risico op?

A
  • Persoonlijkheidsstoornissen, depressie, verslaving
  • Werkloosheid, frequent wisselen van baan
  • Afhankelijk van sociale voorzieningen
  • Herhaalde echtscheidingen, wisselende relaties
  • Antisociale partner
  • Vroege zwangerschap
  • Kinderen met gedragsstoornissen
  • Financiële problemen
  • Criminaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de gunstige prognostische factoren qua omgevingsfactoren?

A

Omgevingsfactoren:
- Sterkte band met werk en familie
- Oudste in kinderrij
- Meer affectieve relaties
- Rolmodel van hetzelfde geslacht
- Goede relatie met minstens 1 volwassene
- Steunend systeem
- Externe steun van anderen
- Versterking van positieve copingsmechanismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de gunstige prognostische factoren qua kindfactoren?

A
  • Sociale competentie
  • Positieve copingsmechanismen
  • Bovengemiddelde intelligentie
  • Goede schoolse vaardigheden
  • Goede schoolprestaties
  • Betere hechtingsmogelijkheden
  • Comorbide angststoornis (Als bescherming tegen delinquentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de ongunstige prognostische factoren?

A
  • Vroege leeftijd van aanvang
  • Veel gedragsproblemen
  • Probleemgedrag in verschillende situaties
  • Fysieke agressie
  • Co-morbiditeit met ADHD
  • Lage intelligentie
  • Kenmerken van ongevoeligheid en emotieloosheid
  • Mannelijk geslacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zit het met de kindkenmerken in de etiologie?

A
  • Temperament
  • Genetische factoren
  • Motivationele en aandachtsprocessen
  • Neurotransmitters (Laag Na)
  • Autonoom zenuwstelsel (Lage hartfrequentie, prikkelhonger dan wel fearlessness)
  • Executieve verbale en sociale functies
  • Hormonaal (Lage cortisolproductie/HPA-as)
17
Q

Hoe zit het met de omgevingsinvloeden in de etiologie?

A
  • Opvoedingskenmerken (Negatieve bekrachtiging -> Coercive family proces)
  • Leeftijdsgenoten (Deviancy training)
  • Schoolinvloeden
  • Pre-perinataal (Geboortecomplicaties)
18
Q

Wat zijn de kenmerken van gedragstherapie?

A

Operante conditionering:
- Gaat om leren van de gevolgen van gedrag
- Versterkers -> Doen gedrag toenemen
- Verzwakkers -> Doen gedrag afnemen

19
Q

Wat is de behandeling van het kind?

A
  • Psycho-educatie
  • Parent Management Training (PMT) -> Oudertraining
  • Social problem solving skills training
20
Q

Wat is de behandeling van adolescenten?

A
  • Psycho-educatie
  • Gedragstherapeutische vormen van systeemtherapie. In het bijzonder multisysteemtherapie
  • Farmacotherapie (ADHD-medicatie, antipsychoticum)
21
Q

Wat zijn de verschillende soorten ADHD medicatie?

A
  • Methylfenidaat
  • Dexamfetamine
  • Atomoxetine
  • Guanfacine
  • Clonidine
22
Q

Wat zijn de verschillende soorten van antipsychotica?

A
  • Risperidon
  • Aripiprazol
  • Pipamperon