Spaans woordjes examen 2 zelfstudie Flashcards

(395 cards)

1
Q

apretar

A

drukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

atravesar (la calle)

A

(de straat) oversteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cerrar (la puerta)

A

(de deur) sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

calentar

A

verwarmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

comenzar

A

beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

despertarse

A

ontwaken, wakker worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

confesar

A

toegeven, belijden, bekennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

concertar (una cita)

A

(een afspraak) overeenkomen, overeenstemmen, afspreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

empezar

A

beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

despertar

A

wekken, wakker maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

encerrar

A

opsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fregar

A

afwassen, schrobben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

enterrar

A

begraven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gobernar

A

regeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

helarse

A

bevriezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

manifestar

A

te kennen geven, tonen, verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

merendar

A

het vieruurtje eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

manifestarse

A

betogen, zich uitspreken, zich openbaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

negar

A

ontkennen, weigeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

negarse a

A

weigeren te

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

nevar

A

sneeuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

pensar en

A

denken aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

plegar

A

plooien, vouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

quebrar

A

breken, failliet gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
recomendar
aanbevelen
22
sembrar
zaaien
23
segar
oogsten, maaien
24
sentarse
gaan zitten, plaats nemen
25
sentar
neerzetten, doen zitten
26
tropezar con
struikelen over, iemand toevallig tegenkomen
27
temblar
beven, sidderen
28
ascender
stijgen
29
ascender a
bedragen
30
atender a
letten op, zorgen voor
31
defender
verdedigen
32
defenderse
zich verdedigen
33
encender
aansteken
34
descender
afdalen
35
entender
begrijpen
36
perder
verliezen
37
perderse
verloren gaan, verdwalen
38
querer
willen
39
tender a
neigen tot
40
concernir
betreffen
41
adquirir
verkrijgen, behalen
41
discernir
onderscheiden
42
preferir
verkiezen
42
inquirir
onderzoeken
43
acordarse de
zich herinneren
44
acostarse
naar bed gaan
45
acostar
naar bed brengen
46
almorzar
lunchen
47
apostar
wedden
48
colgar (el teléfono)
(de telefoon) ophangen
49
consolar
troosten
50
costar
kosten
51
concordar con
overeenstemmen met
52
contar
tellen, vertellen
53
encontrar
vinden
54
encontrarse
zich bevinden
55
encontrarse con
(toevallig) ontmoeten, tegenkomen
56
forzar
forceren
57
reforzar
versterken
58
mostrar
tonen
59
probar
bewijzen, testen
60
recordar
in herinnering brengen; zich herinneren
60
renovar
vernieuwen
61
rogar
beleefd verzoeken
61
soñar con
dromen van
62
soltar
loslaten
63
volar
vliegen
64
jugar
spelen
65
volver
(om)draaien, terugkeren
65
envolver
inpakken
65
poder
kunnen, mogen
66
devolver
teruggeven
67
resolver (un problema)
besluiten, oplossen (probleem)
67
doler
pijn doen
68
llover
regenen
69
torcer (la calle)
afslaan (straat)
69
morder
bijten
69
mover
bewegen
70
oler a
ruiken naar
71
soler
gewoon zijn te
72
concebir (una idea)
(een idee) opvatten
72
competir con
mededingen met
72
corregir
verbeteren
73
despedir
verbeteren
74
despedirse de
afscheid nemen van
75
elegir
(uit) kiezen
75
expedir
verzenden
76
freír
(in olie) bakken, braden
77
impedir
belemmeren
78
medir
meten
79
seguir
volgen
80
perseguir
vervolgen, achtervolgen
80
conseguir
(ver)krijgen, gedaan krijgen
81
proseguir
verder gaan
82
pedir
vragen (om iets te krijgen)
83
reír
lachen
83
regir
regeren
84
sonreír
glimlachen
85
rendir
renderen
86
rendirse
zich overgeven
87
reñir
ruzie maken
88
repetir
herhalen
89
vestir
aankleden
90
servir (para)
dienen (voor); bedienen
91
vestirse
zich aankleden
92
teñirse el pelo
zijn haar verven
92
teñir
verven, kleuren (haar, stof)
93
nacer
geboren worden
94
renacer
herboren worden
95
placer
behagen
96
complacer
een gunst bewijzen
97
desaparecer
verdwijnen
97
parecer
lijken, schijnen
98
pertenecer a
behoren tot
99
compadecer
medelijden hebben met
100
reconocer
herkennen
101
ofrecer
aanbieden
102
amanecer
dag worden, donker worden
103
agradecer
bedanken
104
desconocer
niet kennen
105
seducir
verleiden
106
introducir
introduceren
106
(re)producir
(re)produceren
107
conducir
rijden
108
reducir
verminderen
109
deducir
afleiden
110
traslucir
verraden
111
verdecer
groen worden
111
inmediatamente
onmiddellijk
112
el hospital
het ziekenhuis
113
para nada
helemaal niet
114
seguramente (bw)
zeker
115
duro
hard, hier: zwaar
116
el césped
het grasperk
117
un carácter
een karakter
118
el jardin
de tuin
119
construir
bouwen
120
huir
vluchten
121
concluir
besluiten
122
incluir
betrekken bij
123
excluir
uitsluiten, buitensluiten
124
disminuir
verminderen
124
destruir
vernietigen
124
reconstruir
heropbouwen
125
destituir
afzetten
126
fluir
vloeien
127
influir
beïnvloeden
128
contribuir a
bijdragen tot
129
inmiscuirse
zich bemoeien
130
distribuir
verdelen
131
una enfermera
een verpleegster
132
un cuarto
een kaart
133
un televisor
een televisietoestel
133
dar a
uitgeven op
134
la ventana
het raam
135
la calle
de straat
136
funcionar
werken, functioneren
137
una librería
een bibliotheek
138
cenar
avondmaal nuttigen
139
distinto/a
verschillend
140
la ambición
de ambitie
141
sacar un título
een titel/diploma behalen
142
qué tal
hoe gaat het met je
143
un deseo
een wil, een wens
144
morir
sterven
145
una plaza
een plein
146
terminar
beëindigen
147
valer
waard zijn
148
no valer nada
niets waard zijn
149
una llave
een sleutel
150
una retirada
een toevluchtsoord, een schuilplaats
151
lejano/a
ver weg
151
retirarse
zich terugtrekken
152
la confianza
het vertrouwen
153
enorme
enorm
154
un secreto
een geheim
155
la juventud
de jeugd
156
eterno/a
eeuwig
157
conocer
kennen
157
próximo
volgende
158
un concursante
een deelnemer
159
la origen
de oorsprong
159
un ejército
een leger
160
cultivar
kweken
161
los vegetales
groenten
162
presentar
voorstellen
163
un lápiz
een potlood
164
dejar
verlaten, in de steek laten
165
pasearse
een wandelingetje maken
166
viajar
reizen
167
un billete de avión
een vliegtuigticket
168
una bolsa
een handtas
169
un proyecto
een project
170
llegar a
aankomen te/in
171
almorzar
het middageten eten
172
un regalo
een cadeau
173
perder (ie)
verliezen
174
unas gafas de sol
een zonnebril
175
dejar
achterlaten
176
el garaje
de garage
177
pasar las vacaciones
de vakantie doorbrengen
178
un abrigo
een jas
179
hablar de
spreken over
180
descubrir
ontdekken
181
un talento
een talent
182
artístico
artistiek
183
guardar
bewaren
184
un armario
een kast
185
defender (ie)
verdedigen
186
un pueblo
een volk, en dorp
187
un derecho
een recht
188
una enfermedad
een ziekte
188
curable
geneeslijk
189
incurable
ongeneeslijk
190
lavar
wassen
191
una acción
een aandeel
191
una camisa
een hemd
192
un anillo
een ring
193
un cigarillo
een sigaret
194
un reloj
een horloge
195
una sandalia
een sandaal
196
una cesta
een mand
197
un pijama
een pyjama
198
una cerilla
een lucifer
199
un cepillo
een borstel
200
un cepillo de dientes
een tandenborstel
200
un piso
een appartement
201
arreglar
maken, herstellen
202
una toalla
een handdoek
203
la piscina
het zwembad
204
invitar
uitnodigen
204
volver a
terugkeren naar
205
casarse con
trouwen met
206
una muñeca
een pop
207
un vestido
een kleed
208
un primo
neef (zoon van nonkel of tante)
209
guapo/a
knap
210
aburrido
saai
211
fumar
roken
212
un nieto
een kleinzoon
213
recibir
ontvangen
213
un sobrino
neef (zoon van broer of zus)
213
un médico
een dokter
213
conservador
conservatief
213
una flor
een bloem
214
una máquina de escribir
een typmachine
215
una corbata
een das
216
un guante
een handschoen
217
un apartamento
een appartement
218
una broma
een grap
219
una seña
een teken
220
ir mal
slecht gaan
221
la comida
het eten
222
un yerno
een schoonzoon
223
pagar
betalen
224
ayudar
helpen
225
una factura
een factuur
226
la ayuda
de hulp
227
un monedero
een geldbeugel
228
la moneda
het muntstuk
229
un encendedor
een aansteker
230
un llavero
een sleutelhanger
231
una cartera
een portefeuille
232
un ladrón
een dief
233
tirar
weggooien
234
la documentación
hier: de officiële papieren, documenten
235
una desgracia
een ongeluk
236
la comisaría
het commissariaat
237
un caso
een geval
238
robar
bestelen
239
el susto
de schrik, de angst
240
quedar con
afspreken met
241
tomar una copa
iets drinken
242
olvidar
vergeten
242
alegrarse de
blij zijn (om)
243
atender
helpen, bedienen
244
de acuerdo
OK
245
un pasaporte
een paspoort
246
por si
voor het geval dat
247
la tintorería
plaats waar ze kleren verven
248
estar roto/a
kapot zijn
249
una guitarra
een gitaar
250
magnífico/a
fantastisch
251
en venta
te koop
252
un pastor
een herder
253
anticuado
ouderwets
254
seco
droog
255
anciano/a
oud
255
demasiado
te
256
caro/a
duur
256
recién
pas/onlangs
257
prestar
uitlenen
257
una cazadora
een jasje
258
un peinado
een kapsel
259
estar de moda
in de mode zijn
259
un pájaro
een vogel
259
una feria
een beurs, een kermis
260
la sartén
de pan
260
encima de
op, bovenop
261
la cacerola
de kookpot
262
un cenicero
een asbak
263
entregar
overhandigen
264
un cuaderno
een schrift
265
vender
verkopen
266
traer
meebrengen
267
encender (ie)
aansteken
268
un pitillo
een sigaret
269
enseñar
aanleren
270
una regla
een regel
271
contar (ue)
vertellen
272
lo sucedido
het gebeurde
273
sucedor
gebeuren
274
un suceso
een gebeurtenis
275
comunicar
meedelen
276
una noticia
een berichtje, nieuwtje
277
una tía
een tante
278
un tío
een nonkel
279
repetir
herhalen
280
un verso
een vers
281
un paquete
een pakket, pakje
282
enseñar el camino
de weg wijzen
283
un juguete
een stuk speelgoed
284
una propina
een fooi, een tip
285
un camarero
een ober, garcon
286
mandar
sturen, verzenden
287
cenar
het avondeten eten
288
otra vez
nog een keer
289
asegurar
verzekeren
290
conducir
rijden, sturen
291
un tocadiscos
een CD-speler
292
allí
ginder
293
dar un paseo
een wandelingetje maken
294
la came
het vlees
295
crudo/a
rauw
296
un plato
een gerecht
297
típico
typisch
298
dar miedo
bang maken
299
un enfermo
een zieken
300
molestar
storen
300
un ingrediente
een ingrediënt
301
un juego
een spel
302
faltar
ontbreken
303
el ajo
de look
304
una arquitectura
architectuur
305
doler
pijn doen
306
la cabeza
het hoofd
307
por aquí
hier
308
recoger
ophalen
309
teoría
theorie
310
alguien
iemand
311
regalar
cadeau doen
312
explicar
uitleggen
313
un mandato
een bevel
314
una prohibición
een verbod
315
agradarle a alguien
iemand bevallen
316
el cava
soort champagne, typisch voor Catalunia
317
divertirse
zich amuseren
318
suspender
buizen
319
una obra
een werk
320
cansar
vermoeien
321
un premio
een prijs
322
romper
breken
323
robar
stelen
324
comprar
kopen
325
quedar
blijven
326
pasárselo bien
het goed stellen, een leuke tijd hebben
327
la contestación
het antwoord
328
el camarero
de ober
329
un cliente
een klant
330
encender
aansteken
331
limpiar
schoonmaken
332
un bota
een bot, een laars
333
apuntar
noteren, opschrijven
334
les señas
de gegevens
335
relevar fotos
foto's ontwikkelen
336
manifestar (ie)
tonen
337
el disgusto
de ontevredenheid
338
una anécdota
een anecdote
339
enseñar
tonen
340
una colección
een collectie
341
un folleto
een folder
342
un papel
een papier
343
arreglar
repareren, regelen
344
el suceso
de gebeurtenis
345
el ayudante
de hulp
346
entregar
overhandigen, afgeven
347
la tarjeta
de kaart
348
un mendigo
een bedelaar
349
pedir la cuenta
de rekening vragen
350
una entrada
het toegangsticket
351
una solución
een oplossing