ZO 10.6 Diagnostiek van Angststoornissen Flashcards

(29 cards)

1
Q

Hoeveel van de Nederlanders krijgt er te maken met angststoornissen?

A

Bijna 20% van de Nederlanders krijgt in het leven een angststoornis, vrouwen vaker dan mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door welke componenten wordt angst gekenmerkt?

A

Angst wordt gekenmerkt door verschillende componenten, namelijk een cognitieve, affectieve en conatieve component. Onder de cognitieve component vallen gedachten aan echt of vermeend gevaar. Bij een normale angstreactie verhoogt de sympathische arousal met autonome symptomen zoals hartkloppingen, zweten en trillen. Dit wordt de affectieve angstcomponent genoemd. Conatieve angstcomponent: vechten, verstijven, vluchten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is angst pathologisch?

A
  • Na een angstprikkel de angst te intens is of te lang aanhoudt.
  • Angst optreedt zonder voorafgaande angstprikkel.
    Wanneer pathologische angst klinisch relevant is, is sprake van een angststoornis. Klinisch relevantie: De patiënt heeft subjectief last van de angst of ervaart er ernstige beperkingen door in het dagelijks leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stoornissen vallen onder de categorie angststoornissen?

A
  • Paniekstoornis
  • Agorafobie
  • Specifieke fobie
  • Sociale-angststoornis
  • Gegeneraliseerde-angststoornis
  • Angststoornis door een middel/medicatie
  • Angststoornis door een somatische aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stoornissen kunnen gepaard gaan met angst maar vallen niet onder de categorie angststoornissen?

A
  • Posttraumatische-stressstoornis en acute/stressstoornis
  • Obsessieve-compulsieve stoornis
  • Ziekteangststoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de life-time prevalentie van de volgende angststoornissen (paniekstoornis, specifieke fobie, sociale angststoornis, gegeneraliseerde angststoornis) voor mannen en vrouwen samen?

A
  • Paniekstoornis: 3,8%
  • Specifieke fobie: 7,9%
  • Sociale-angststoornis: 9,3%
  • Gegeneraliseerde-angststoornis: 4,5%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat valt je op als je de prevalentiecijfers van de verschillende angststoornissen bij mannen vergelijkt met die bij vrouwen?

A

De lifetime prevalentie voor iedere angststoornis is hoger bij vrouwen dan bij mannen. De lifetime prevalentie van angststoornissen in het algemeen ligt bij vrouwen op 23,4% en bij mannen op 15,9%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is het herkennen van angststoornissen belangrijk?

A

Het kunnen herkennen van een angststoornis is belangrijk, omdat angststoornissen
- Een hoge prevalentie hebben;
- Forse negatieve gevolgen hebben voor het dagelijks leven;
- Vaak gecompliceerd worden door andere stoornissen, zowel psychiatrisch als somatisch;
- Een chronisch beloop hebben;
- Goed te behandelen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de kans op spontaan herstel van een angststoornis en wat is de kans op herstel na adequate behandeling?

A

Spontaan herstel: 25%, adequate behandeling: 80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer moet je als (huis)arts aan een angststoornis denken?

A
  • Angst, spanning of bezorgdheid
  • Aspecifieke somatische klachten
  • Vraag om benzodiazepines
  • Frequent op spreekuur met wisselende klachten
  • Alcohol- of drugsgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van een paniekstoornis?

A

Bij een paniekstoornis komen terugkerende en onverwachte paniekaanvallen voor. Paniekaanvallen treden plots op en bereiken binnen tien minuten een hoogtepunt waarna de angst weer afneemt. Tijdens een paniekaanval is de patiënt bang dood te gaan, gek te worden of de controle te verliezen. Dit gaat gepaard met lichamelijke symptomen, zoals hartkloppingen, benauwdheid, zweten, trillen etc. De hoeveelheid paniekaanvallen kan per patiënt enorm verschillen. Er zijn patiënten die weinig paniekaanvallen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Door welk mechanisme kan verklaard worden dat sommige patiënten met een paniekstoornis weinig paniekaanvallen hebben?

A

Vermijdingsgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekenen anticipatie-angst en internaliserend temperament?

A

Alle patiënten met een paniekstoornis, ook degene die weinig paniekaanvallen hebben door vermijdingsgedrag, hebben wel de continue angst om een paniekaanval te krijgen. Dit noem je anticipatieangst. Een internaliserend temperament kan een risicofactor zijn voor een angststoornis. Het betekent dat iemand met angst en teruggetrokkenheid reageert op nieuwe gebeurtenissen. Echter, veel mensen die als kind introvert waren, ontwikkelen later geen angststoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kenmerken van agorafobie?

A

Agorafobie is het vermijden van plaatsen of situaties van waaruit vluchten moeilijk is of waarbij geen hulp voor handen is. Patiënten met agorafobie zijn bang om in die situaties een paniekaanval te krijgen. Typische voorbeelden van situaties die angst oproepen zijn:
- Reizen met het openbaar vervoer
- Wachten in de rij
- Theater of bioscoopbezoek
- Drukke ruimtes
- Alleen buitenshuis zijn
Een paniekstoornis kan samen gaan met agorafobie, maar dat hoeft niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij hoeveel procent van de patiënten met een paniekstoornis ontstaat agorafobie?

A

50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de vijf verschillende typen specifieke fobieën?

A
  • Diertype; vrees voor bijvoorbeeld spinnen, honden en insecten.
  • Natuurlijke –omgevingstype; vrees voor bijvoorbeeld onweer, grote hoogten en water
  • Bloed/injectie type; vrees voor bloed, wonden zien en/of medische ingrepen ondergaan.
  • Situationele type: vrees voor bijvoorbeeld autorijden, bruggen, tunnels, vliegen en liften.
  • Resttype; bijvoorbeeld slikfobie en braakfobie.
17
Q

Wat zijn de kenmerken van een sociale-angststoornis?

A

Patiënten met een sociale-angststoornis zijn bang voor sociale situaties waarin zij kritisch beoordeeld kunnen worden door anderen. Zij zijn bang om te gaan blozen, zweten en trillen en dat anderen dat kunnen zien en daar een negatief oordeel over geven. Zij zullen beangstigende situaties zo veel mogelijk proberen te vermijden en/of passen veiligheidsgedrag toe. Veiligheidsgedrag is gedrag dat een patiënt vertoont om zo min mogelijk op te vallen in sociale situaties of om blozen, trillen en zweten te verbloemen.

18
Q

Noem drie voorbeelden van veiligheidsgedrag die patiënten met een sociale-angststoornis kunnen toepassen.

A
  • Van te voren alcohol drinken
  • Weinig zeggen en onopvallend gedragen
  • Een trui met een col aantrekken bij bloosangst
  • Veel make-up gebruiken bij bloosangst
  • Het haar voor het gezicht laten vallen bij bloosangst
  • Geen koffie of thee drinken in gezelschap bij trilangst
  • Geen koffie of thee uit een plastic bekertje of een kopje dat op een schoteltje staat drinken bij trilangst
  • Geen rinkelende armbanden dragen bij trilangst
  • Niet schrijven als anderen toekijken bij trilangst
  • Altijd een jasje dragen bij zweetangst
  • Geen donker overhemd dragen bij zweetangst
  • Veel deodorant gebruiken bij zweetangst
19
Q

Wat zijn de kenmerken van een gegeneraliseerde angststoornis?

A

Patiënten met een gegeneraliseerde-angststoornis hebben angst voor alle mogelijke narigheid in het leven op verschillende levensdomeinen. De angstklachten gaan vaak gepaard met lichamelijke of psychische symptomen, zoals rusteloosheid, vermoeidheid, spierspanning, slaapstoornis en concentratiestoornis. De gegeneraliseerde-angststoornis wordt in de volksmond de piekerstoornis genoemd, omdat patiënten zorgen niet van zich af kunnen zetten en blijven piekeren. Bij een gegeneraliseerde angststoornis treden er geen paniekaanvallen op.

20
Q

Wat zijn de voorwaarden om de diagnose gegeneraliseerde angststoornis te kunnen stellen?

A

Om de diagnose gegeneraliseerde-angststoornis te stellen moet het piekeren minstens zes maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn en op meerdere gebeurtenissen betrekking hebben. Daarnaast moeten er andere klachten voorkomen, zoals vermoeidheid, slecht slapen, prikkelbaarheid en concentratieproblemen.

21
Q

Welke geneesmiddelen en drugs kunnen tijdens gebruik een angststoornis veroorzaken en welke bij onttrekking?

A

Voorbeelden van (genees)middelen die bij gebruik een angststoornis kunnen veroorzaken zijn:
- Geneesmiddelen: corticosteroïden en sympathicomimetica.
- Middelen: alcohol, cannabis, cocaïne, amfetaminen en cafeïne.
Voorbeelden van (genees)middelen die bij ontrekking een angststoornis kunnen veroorzaken zijn:
- Geneesmiddelen: benzodiazepinen en antidepressiva.
- Middelen: alcohol, cocaïne, opioïden en nicotine.

22
Q

Wanneer moet je bij een patiënt met een angststoornis bedacht zijn op een lichamelijke oorzaak voor deze angststoornis?

A
  • Als de patiënt bij aanvang van de angstklachten ouder is dan 40 jaar
  • Als er geen psychiatrische voorgeschiedenis is
  • Als de patiënt alcohol en/of drugs gebruikt
  • Als er geen psychosociale etiologische factoren zijn
  • Als er geen familieanamnese voor angststoornissen is
  • Als het beloop ongewoon is
  • Als er geen reactie is op een gangbare behandeling
23
Q

Wat moet de minimale duur van de klachten zijn bij paniekstoornis, agorafobie, specifieke fobie, sociale angststoornis, gegeneraliseerde angststoornis?

A

Paniekstoornis 1 maand de rest 6 maanden.

24
Q

Welke symptomen zijn meer kenmerkend voor een depressie dan voor een angststoornis?

A

Meer kenmerkend voor een depressie zijn:
- Vroeg ontwaken;
- Dagschommeling;
- Vlakke mimiek;
- Psychomotorische vertraging of agitatie;
- Gevoelens van schuld/hopeloosheid/waardeloosheid;
- Verlies van interesse en plezier.
Deze kenmerken worden de melancholische of vitale kenmerken van een depressie genoemd.
Meer kenmerkend voor een angststoornis zijn:
- inslaapstoornis
- vermijding
- autonome hyperactiviteit
- respiratoire klachten
- angstige stemming

25
Wat zijn de kenmerken van een obsessieve-compulsieve stoornis?
Bij de obsessieve-compulsieve stoornis is de angst gerelateerd aan andere thema’s dan bij de angststoornissen, bijvoorbeeld besmetting, gevaarlijke gebeurtenissen etc. Daarnaast komen obsessies en/of compulsies voor. Er zijn klinische subtypen van de obsessieve-compulsieve stoornis: - Angst voor besmetting en wasdwang - Angst voor een gevaarlijke gebeurtenis en controledwang - Agressieve/seksuele/religieuze dwanggedachten - Symmetrie dwanggedachten met tellen, ordenen en verzamelen
26
Wat zijn de kenmerken van posttraumatische stressstoornis?
Bij een posttraumatische-stressstoornis (PTSS) is de angst gerelateerd aan een doorgemaakt trauma. Daarnaast komen de volgende begeleidende symptomen voorkomen: - Intrusieve symptomen, zoals herbelevingen - Vermijding van prikkels die geassocieerd worden met het trauma - Negatieve verandering in denkbeelden en stemming - Verandering in arousal en reactiviteit Psychotraumatische gebeurtenissen komen vaak voor.
27
Hoe groot is de kans op PTSS na een psychotraumatische gebeurtenis?
10%. Onder een psychotraumatische gebeurtenis wordt een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld verstaan. De patiënt kan dit zelf hebben ondergaan, maar ook getuige zijn geweest van de gebeurtenis of hebben vernomen dat dit een naaste is overkomen. Bij een feitelijke of dreigende dood van een naaste moet de gebeurtenis gewelddadig van karakter zijn of een ongeval betreffen. Meestal heeft de patiënt zich hulpeloos of machteloos gevoeld. Psychotraumatische gebeurtenissen kunnen eenmalig zijn, maar ook herhaald optreden. Denk bijvoorbeeld aan het moeten verzamelen en opruimen van stoffelijke resten door een politieagent.
28
Wat zijn de kenmerken van een ziekteangststoornis?
Bij een ziekteangststoornis heeft een patiënt angst voor het hebben of krijgen van een ernstige ziekte, zonder dat er lichamelijke klachten zijn. Onderscheid met andere angststoornissen: - Bij de paniekstoornis staan paniekaanvallen en de angst voor paniekaanvallen op de voorgrond. - Bij de gegeneraliseerde-angststoornis heeft de angst betrekking op verschillende gebeurtenissen, niet alleen op de gezondheidstoestand. De ziekteangststoornis kan ook op een obsessieve-compulsieve stoornis lijken. Bij een ziekteangststoornis zijn de gedachten egosyntoon; de gedachten worden als eigen gedachten ervaren. Bij een obsessieve-compulsieve stoornis zijn de gedachten egodystoon; de gedachten worden als vreemd, niet bij zichzelf passend beschouwd.
29
Wat is het belangrijkste verschil tussen een vermijdende persoonlijkheidsstoornis en een sociale angststoornis?
Een vermijdende-persoonlijkheidsstoornis ontstaat vaak op jongere leeftijd dan de sociale-angststoornis.