Inf&Imm: ZSO 6 (deel 1) Flashcards

Aangeboren immuunsysteem (21 cards)

1
Q

moleculaire barrières van het aangeboren IS

A
  • Interferonen
  • Complementsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aangeboren IS: snel/traag

A

snel, enkele minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Detectie van pathogenen

A

PRR’s herkennen PAMPs en DAMPs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorbeeld van een PAMP

A

LPS dat aanwezig is in het buitenmembraan van gramnegatieve bacteriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Huid als barrière

A

Dichte buitenlaag van dode keratinocyten voorkomt dat MO die op de huid leven doordringen in diepere weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In diepere huidlagen bevinden zich levende keratinocyten:

A
  • Onderdeel aangeboren IS
  • Scheiden cytokinen af als ze beschadigd geraken
  • Ontsteking opwekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Luchtwegen als barrière

A
  • Bovenste deel: mucociliaire roltrap, MO kunnen verwijderd worden richting de mond/keel en zo ingeslikt worden
  • Onderste deel: bescherming door oppervlakte actieve-stoffen (pathogeen-bindende eiwitten => collectines)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bouw collectines

A
  • Lectine-achtige kop
  • Collageen-achtige staart
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

werking collectines

A
  • Kop bindt aan suikers op MO
  • Staart bindt aan fagocyten => stimuleert fagocytose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maagdarmkanaal als barrière

A
  • Lage pH
  • Commensale darmflora
  • TGF-bèta afgescheiden door darmepitheel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Interferonen en virussen

A
  • Antivirale effecten
  • IFN-alfa en -bèta: sterke antivirale effecten
  • IFN-gamma: Th1 activeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie produceert Type I IFN’s

A
  • Cellen in frontlijnweefsels => epitheelcellen die de darm bekleden
  • Dendritische cellen (APC)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer worden type I interferonen geproduceerd?

A
  • Reactie op niet-specifieke verwondingen.
  • APCs produceren dit als reactie op infectie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Werking interferonen

A
  • Primaire infectie door een virus.
  • De geïnfecteerde cellen produceren Type I interferonen.
  • Interferonen zorgen ervoor dat de infectie verspreidt van cel tot cel.
  • NK-cellen worden geactiveerd. Ze breken geïnfecteerde cellen af.
  • APC cellen worden geactiveerd, T-cellen (CTLs) kunnen ook geïnfecteerde cellen doden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Componenten van het complementsysteem

A

C1-C9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 verschillende pathways waarop de complementcascade geactiveerd kan worden

A
  • Lectine
  • Klassiek
  • Alternatief
17
Q

Lectine pathway

A
  • Mannan-bindend lectine bindt via het lectine-deel aan koolhydraten aanwezig op bacteriën.
  • Collageen-achtige domein activeert C2 en C4 die samen 100 moleculen C3 activeren.
18
Q

klassieke pathway

A
  • C1 bindt aan het Fc-deel van het antigeen-antilichaam-complex.
  • C2 en C4 worden geactiveerd.
  • C3 wordt geactiveerd.
19
Q

Alternatieve pathway

A
  • C3 is instabiele en ondergaat voortdurend spontane activatie op de celoppervlakken
20
Q

complementremmers op het celoppervlak

A
  • Normaal: complementremmers voorkomen spontane activatie van C3
  • Pathogeen: geen complementremmers op oppervlak
21
Q

Gevolg mutatie in membraangebonden-complementinhibitors

A
  • Atypisch hemolytisch-uremisch syndroom
  • Ongecontroleerde activatie van C3 op het oppervlak van endotheelcellen en bloedplaatjes
  • Trombusvorming