Inf&Imm: ZSO 6 (deel 2) Flashcards

(18 cards)

1
Q

Hoe kan het complementsysteem cellen detecteren die sterven tgv. necrose?

A

De stervende cellen lekken verschillende moleculen die de complementcascade kunnen activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

complementcomponenten met enzymactiviteit

A

2, 3, 4, 5, 6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe worden complementcomponenten echt geactiveerd

A

splitsing in een grote en kleine molecule, dus ze zijn inactief tot ze gesplitst worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Activiteit van de grote moleculen van complement na splitsing

A
  • Kunnen enzymen worden en het volgende molecule in de cascade splijten en activeren
  • ze blijven andere moleculen splijten tot ze geblokkeerd worden door een inhibitor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Effectormoleculen van complement

A
  • Anafylatoxinen
  • Complementfragmenten die aan complementreceptoren binden
  • Membrane attack proces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anafylatoxinen

A

C3 en C5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gevolg activatie van C3 en C5

A

Productie van kleine fragmenten C3a en C5a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

effecten van anafylatoxinen

A
  • Toename vezelpermeabiliteit
  • Toename leukocytadhesie
  • = Chemotaxines: leukocyten volgen de diffusiegradiënt
  • Als de leukocyten de weefsels bereikt hebben stimuleren anafylatoxines fagocytose en degranulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functies van complementreceptoren

A
  • Opsonisatie
  • Stimulatie van B-cellen
  • Opruiming van immuuncomplexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Opsonisatie

A

bacteriën en andere cellen worden herkenbaar en beschikbaar gemaakt voor fagocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Opsonine

A
  • Molecule die aan de ziekteverwekker bindt om fagocytose te stimuleren
  • C3
  • IgG => Fc receptor fagocyt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe stimuleren complementreceptoren B-cellen

A
  • C3 bindt aan de CR2-receptor op B-cellen.
  • Costimulatie
  • Verlaagde drempel voor B-celactivatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

immuuncomplexen

A

onoplosbare matrixen van antigeen gebonden aan antilichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

probleem van immuuncomplexen

A

Als ze niet verwijderd worden veroorzaken ze ontstekingen en immuuncomplexziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan complement immuuncomplexen verwijderen?

A
  1. Geactiveerd C3 kan het rooster onderbreken door aan het Fc-deel te binden waardoor de immuuncomplexen oplosbaar worden.
  2. Complement bindt aan receptoren op RBC, dat complement is ook gebonden aan de immuuncomplexen zodat de RBC ze naar organen kunnen transporteren die rijk zijn aan fagocyten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie vormt het membrane attack complex

17
Q

Werking membrane attack complex

A
  • C5 en C6 hebben enzymactiviteit
  • C7 enC8 nestelen zich in het membraan van de doelcel
  • een ring van C9 moleculen vormen een porie in de doelcel
18
Q

Complement inhibitoren

A
  • C1 inhibitor: geen activatie van C2 en C4
  • Oplosbare en membraangebonden inhibitoren die C3 activatie voorkomen door de alternatieve pathway
  • membraangebonden inhibitors om de actie van MAC te voorkomen