Inf&Imm_ZSO 2. H2 (deel 3) Flashcards

(20 cards)

1
Q

Peptidoglycaan

A

3D-netwerk van een groot molecuul bestaande uit lange ketens waarin afwisselend de aminosuikers N-acetylglucosamine en N-acetylmuraminezuur voorkomen. Aan elke muraminezuurgroep is een korte zijketen van peptide gekoppeld die zorgt voor kruisverbindingen met naburige ketens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

appendages aan de buitenkant van de bacterie

A
  • Flagellen: lange filamenten die zorgen voor voortbeweging
  • Pili/Fimbriae: hechting aan gastheercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mycobacteriën

A

zuurvaste bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

celwand van zuurvast bacteriën

A
  • Peptidoglycaan
  • Suikers
  • Mycolzuren
  • polypetiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

groeien zuurvaste bacteriën traag of snel en waarom?

A

Traag want de celwand vormt een hindernis voor de diffusie van voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kleuringen voor zuurvaste bacteriën

A
  • Auramine
  • Ziehl-Neelsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

speciale soorten bacteriën

A
  • Spirocheten
  • Mycoplasma
  • Chlamydophila
  • Rickettsiae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken spirocheten

A
  • Celwand lijkt op gram-
  • Geen LPS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kenmerken mycoplasma

A
  • Geen celwand
  • sterolen nodig voor groei
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kenmerken chlamydophila

A
  • Groeien intracellulair
  • Afhankelijk van de gastheercel voor energie
  • LPS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kenmerken Rickettsiae

A
  • Groeien intracellulair
  • Afhankelijk van gastheercel voor E
  • transmissie: vector
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

heterotroof

A

C-bron = organische verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

autotroof

A

C-bron = C1-verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fototroof

A

E vanuit licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

chemotroof

A

E vanuit chemische verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

microbioom

A

alle MO en hun genen in een bepaalde omgeving

17
Q

Mutualisme

A

beide species hebben voordeel

18
Q

commensalisme

A

geen aantoonbare schde

19
Q

Parasitisme

A

1 species berokkent schade aan de ander

20
Q

fungi eu of pro