Inf&Imm: ZSO 6 (deel 7) Flashcards

(20 cards)

1
Q

kenmerken van eosinofielen (die ze van mastcellen onderscheiden)

A
  • Ze worden specifiek naar weefsels gelokt tijdens bepaalde soorten ontstekingen
  • Granulen bevatten zeer giftige stoffen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie stimuleert de productie van eosinofielen

A

IL-3 en IL-5 uitgescheiden door Th2 cellen en mastcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mediatoren van geactiveerde eosinofielen

A

dezelfde als die van de mastcellen - histamine + 3 speciallekes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 speciale mediatoren van geactiveerde eosinofielen

A
  • Peroxidase
  • Major basic protein
  • Kationisch eiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Werking peroxidase

A

Komt op het oppervlak vrij en produceert hypochloorzuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de werking van major basic protein

A

Buitenkant van parasieten beschadigen maar ook de gastheerweefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

werking kationisch eiwit

A
  • beschadigd buitenkant van de parasiet
  • werkt als neurotoxine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom veroorzaken mastcellen en eosinofielen in ontwikkelde landen onmiddellijk overgevoeligheid als reactie op onschadelijke antigenen

A

Omdat ze (bijna) geen last hebben van wormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 belangrijke functies NK-cellen

A
  • Killers van cellen die geïnfecteerd zijn door virussen
  • Adaptieve immuunrespons stimuleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

speciaal kenmerk NK cellen

A

Ze kunnen cellen met lage MHC expressie herkennen en doden, belangrijk want sommige virussen verlagen de MHC-expressie om de immuunrespons te ontwijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gemeenschappelijke kenmerken T-cellen en NK-cellen

A
  • Enkele dezelfde T-oppervlaktemoleculen
  • lijken op lymfocyten
  • zelfde dodingsmechanismen als CTLs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschil NK-cel en macrofaag

A

NK-cel doodt niet mbv. fagocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 verschillende families van NK receptoren

A
  • Inhiberend
  • activerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Inhiberende NK-receptoren

A
  • Killer-immunoglobuline-achtige receptoren (KIRs)
  • NKG2 en CD94 = C-lectinemoleculen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doen inhiberende NK-receptoren

A

dodenr emmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

activerende NK-receptoren

17
Q

functie Killer-immunoglobuline-achtige receptoren (KIRs)

A

Herkennen specifieke MHC alfa-ketens

18
Q

Functie NKG2 en CD94

A

Het niet-klassieke HLA-E herkennen

19
Q

functie Fc receptor van NK cellen

A
  • IgG gebonden viraal antigeen herkennen op oppervlak van geïnfecteerde cellen
20
Q

IgG-gemedieerde NK-afbraak

A

ADCC: antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit