Inf&Imm_ZSO 2. H1 (Deel 2) Flashcards
(13 cards)
insertiesequenties
stukjes lineair DNA die informatie bevatten voor hun eigen inhechting en uitknipping, bevat enkel het gen voor transposase
transposon
een insertiesequentie die ook genetische informatie bevat
integron
genetisch element op het chromosoom/plasmide waar nieuw DNA in de vorm van gencassetes geïntegreerd kan worden
componenten integron
- integrasegen
- receptorplaats
- promotor
gencassette
kort stukje DNA dat ingebouwd kan worden op de insertieplaats van integronen
wat zijn integratieve en conjugatieve elementen
beweeglijke genetische elementen aanwezig in gram+ en gram- bacteriën
Hoezo ligt de mutatie-frequentie van DNA-virussen lager dan RNA-virussn
- Mutaties treden het meest op tijdens de replicatie
- DNA-virussen repliceren door gastheermechanismen en gastheerenzymen te gebruiken
- via proofreading wordt het nieuw gevormd DNA gecontroleerd, dit controlemechanisme ontbreekt bij RNA
op welke 4 manieren kunnen bacteriën hun genoom veranderen (genetische flexibiliteit)
- mutaties
- transponeerbare elementen
- acquisitie van vreemd DNA
- integronen
fenotypische variabiliteit
variatie in uiterlijk of gedrag tussen organismen, ook al hebben ze bijna hetzelfde genotype
voorbeeld van hoe de expressie van genen van bacterien afhankelijk is van de fysisch chemische omstandigheden waarin de cel verkeert
E. Coli produceert een ijzerbindend eiwit en brengt de receptor hiervoor tot expressie wanneer de concentratie van het vrij beschikbaar ijzer te laag wordt
belang fenotypische variabiliteit
2 bacterien kunnen hetzelfde DNA hebben, maar als ze in verschillende omstandigheden leven zullen ze andere genen tot expressie brengen
Stam/kloon
MO binnen een soort die genetisch identiek/best wel identiek zijn, ze stammen allemaal af van 1 voorloper
clonal complexes
groepen van verwante klonen binnen een soort