Inf&Imm_ZSO 2. H3 Deel 1 Flashcards

(20 cards)

1
Q

Wat is een infectieziekte

A

Wanneer een interactie tussen een micro-organisme en een gastheer wel leidt tot schade/veranderde fysiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Koch’s postulaten: voorwaarden om te kunnen zeggen dat een bacterie een ziekte veroorzaakt

A
  • Aanwezig bij zieken, afwezig bij gezonden.
  • De verdeling van de verwekker in/op het lichaam moet overeenkomen met de plek waar de ziekteverschijnselen zitten.
  • Je moet de bacterie uit het lichaam van de zieke kunnen halen en dan in het labo in cultuur laten groeien.
  • Als je de bacterie inspuit bij een proefdier moet het dier ziek worden met dezelfde symptomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

primair pathogene micro-organismen

A

veroorzaken bij besmetting regelmatig ziekteverschijnselen bij ten minste een deel van de gevoelige maar gezonde populatie gastheren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

opportunistische pathogenen

A

pathogenen die uitsluitend ziekte veroorzaken bij individuen met een verlaagde weerstand door onderliggende aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

obligaat pathogeen

A

pathogenen die altijd ziekte veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

community-acquired infectieziekten

A

infecties opgelopen buiten het ziekenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nosocomiale infecties

A

infecties opgelopen binnen het ziekenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voorbeeld van een latent chronische infectie/subacute infectie

A

TBC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pathogeniciteit

A

de mogelijkheid om een ziekte te veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

soorten horizontale overdracht van infecties

A
  • Direct (bloed, huid, slijmvliezen, seksueel)
  • Indirect (aerosolen, fomites, water, voedsel, fecaal-oraal)
  • Vector
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verticale transmissie van infecties

A

Van moeder op kind: transplacentair, tijdens baring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kolonisatie

A

een micro-organisme gaat zich in/op de gastheer onderhouden en delen zonder dat dit leidt tot infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fasen van microbiële kolonisatie

A
  1. MO bereiken het oppervlak.
  2. Reversibele aanhechting: verschillend fysisch-chemische krachten brengen het MO dichter bij het oppervlak
  3. Adherentie: specifieke ligand-receptorverbindingen en afzetting van extracellulaire polysachariden
  4. Kolonisatie vindt plaats als de vastgehechte MO zich beginnen delen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

adhesinen

A

structuren op MO die specifiek voor adherentie kunnen zorgen, het zijn liganden voor receptoren in het membraan van de gastheercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

adhesinen van bacteriën

A

pili en fimbriae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is conditionering van biomateriaal

A

Het proces waarbij dat het oppervlak van medische kunststoffen (katheters en prothesen) snel bedekt wordt door matrixeiwitten van de gastheer.

17
Q

biofilm

A

slijmvormige ECM die gevormd wordt door een hoop bacteriën na aanhechting aan een oppervlak

18
Q

invasie

A

MO die in weefsels en cellen terechtkomen

19
Q

3 routes van invasie

A
  • Invasie vanuit commensale flora
  • Invasie na kolonisatie
  • Directe invasie na contact
20
Q

Invasie vanuit commensale flora

A

Bacteriën die onschuldig zijn op een bepaalde plek komen door beschadiging van de barrières terecht op plekken waar ze schade veroorzaken.