Inf&Imm: ZSO 8 (deel 4) Flashcards

(21 cards)

1
Q

Wat heeft een B-cel nodig om effectief te kunnen reageren op een specifiek antigeen

A
  • T-celhulp
  • Presentatie van het antigeen door folliculaire dendritische cellen indien in de secundaire lymfoïde weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Follikels in secundaire lymfoïde organen, functie

A

omgeving bieden waarin antigeen geconcentreerd wordt en getoond wordt aan naïeve B-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat doen naïeve B-cellen de hele tijd

A
  • recirculeren via het bloed naar follikels van de secundaire lymfoïde organen
  • dit doen ze tot ze hun specifiek antigeen tegenkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

FDCs: folliculaire dendritische cellen

A

speciale APCs die alleen in lymfoïde follikels voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

thymusafhankelijke antigenen

A

antigenen die T-celhulp vereisen om een volledige B-celrespons op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als de B-cel zijn specifieke antigeen tegenkomt

A
  • Antigeen bindt aan BCR.
  • B-cel internaliseert het BCR-antigeencomplex.
  • Verwerking tot peptide-MHC-II complexen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Somatische hypermutatie

A
  • Puntmutaties worden op hoge snelheid geïntroduceerd in de Ig-genen en ze worden niet gecorrigeerd. Dit gebeurt in de kiemcentra.
  • De affiniteit van de BCR voor het antigeen verhoogd => affiniteitsmaturatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Positieve selectie van B-cellen

A

B-cellen die het antigeen met hoge affiniteit binden ontvangen overlevingssignalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gevolg positieve selectie van B-cellen

A

B-cellen met de hoogste affiniteit voor de antistof overleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2 belangrijke ontwikkelingsprocessen in de kiemcentra

A
  • Somatische hypermutatie
  • Class switching
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat als B-cellen de kiemcentra verlaten tijdens rijpingsprocessen

A

Differentiatie tot:
- Plasmacel
- Recirculerende geheugencel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Thymusonafhankelijke antigenen

A

Antigenen die B-cellen rechtstreeks kunnen activeren zonder hulp van T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

eigenschappen thymus-onafhankelijke antigenen

A
  • ze bevatten meerdere herhaalmotieven waardoor ze meer BCRs tegelijk activeren
  • Vaak van bacteriële oorsprong
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

polysacharide kapsel van bacteriën en thymus-onafhankelijke antigenen

A
  • Polysacharidekapsel wordt door het IS vaak herkend als thymus-onafhankelijke antigenen
  • Dit leidt wel tot de productie van antilichamen met lage affiniteit en weinig-geen geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschil plaats van B1 B-cellen en conventionele B-cellen

A
  • B1: ongebruikelijke plaatsen zoals de buikholte
  • C: lymfoïde organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verschil oppervlaktemerkers van B1 B-cellen en conventionele B-cellen

A
  • B1: CD5
  • C: CD19, CD21, ..
17
Q

Kenmerk B1-cellen

A

Ze blijven zichzelf delen in perifere weefsels, terwijl conventionele B-cellen voortdurend hernieuwd worden vanuit voorlopercellen in het beenmerg

18
Q

Verschil BCR-repertoire van B1 B-cellen en conventionele B-cellen

A
  • B1: beperkt
  • C: uitgebreid
19
Q

doen B1-B-cellen aan affiniteitsmaturatie en class switching

20
Q

Verschil BCR van B1 B-cellen en conventionele B-cellen

A
  • B1: reactief tegen bacteriële antigenen, polyspecifiek, geen T-celhulp vereist
  • C: 2 signalen vereist, antigeen-specifiek, T-celhulp vereist
21
Q

brengen B1 cellen TdT tot expressie