Inf&Imm: ZSO 6 (deel 4) Flashcards

(20 cards)

1
Q

Waaruit worden neutrofielen en macrofagen geproduceerd

A

Stamcellen in het beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe worden neutrofielen naar ontstekingshaarden gerekruteerd?

A
  • Door IL-17 dat uitgescheiden wordt doot Th17-cellen
  • door cytokinen
  • door chemokinen uitgescheiden door macrofagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functies van chemokines

A
  • Neutrofielen naar ontstekingshaarden rekruteren.
  • Vertrek van dendritische cellen naar lymfeklieren stimuleren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat scheidt een macrofaag uit om P-selectine en ICAM tot expressie te brengen?

A

TNF en IL-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

P-selectine

A

adhesiemolecuul op endotheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe worden neutrofielen naar de ontstekingshaard gerekruteerd (uitgebreid)

A
  • Een weefselmacrofaag reageert op infectie door IL-1 en TNF te secreteren.
  • P-selectine en ICAM expressie verhogen.
  • Complement is geactiveerd en zorgt voor een toename in E-selectine expressie + verhoogde vaatpermeabiliteit.
  • Neutrofielen reageren op macrofagen.
  • Diapedese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Receptoren op de celmembranen van fagocyten

A
  • R voor chemokinen en cytokinen
  • (+) 2 verschillende pRRs
  • TLR (= PRR die PAMPs herkent)
  • Fc-receptor
  • Complementreceptoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Werking TLRs

A
  • Binden aan pathogeen
  • Initiatie intracellulair signaal dat tot cytokineproductie leidt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie C-lectine receptoren

A
  • Suikers als sequenties op glycolipiden/-proteïnen op het oppervlak van pathogene cellen herkennen
  • Pathogenen vangen en naar endocytische routes transporteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaraan kunnen fagocyten binden dankzij de complementreceptoren

A
  • Pathogenen die geopsoniseerd zijn
  • Immuuncomplexen
  • dode cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kunnen fagocyten IgG herkennen

A

Fc-receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wordt er gevormd als een fagocyt een pathogeen opneemt

A

fagosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oxidative burst

A

Activatie van pathways voor de productie van toxische moleculen om de pathogenen verder te beschadigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke toxische moleculen worden geproduceerd bij de oxidative burst

A
  • H2O2
  • NO
  • hypochloorzuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zitten de proteolytische enzymen bij neutrofielen en macrofagen

A
  • M: lysosomen
  • N: granula
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke andere stoffen komen ook nog vrij in het fagosoom

A
  • Defensinen
  • Lactoferrine
17
Q

Defensinen

A

peptiden die gaten maken in bacteriën

18
Q

lactoferrine

A

ijzer binden, dan is er minder ijzer in de omgeving voor de bacteriën

19
Q

Wanneer zijn NETs nuttig?

A

Wanneer de ziekteverwekker te groot/talrijk is om gefagocyteerd te worden door de neutrofieltjes.

20
Q

Vorming NETs

A
  • Neutrofiel herkent bacterie mbv. TLR.
  • Kerninhoud beweegt naar periferie van de neutrofiel
  • Neutrofiel breekt eigen membraan af en zet chromatine vrij
  • Chromatine ontrafelt en vormt een val die de ziekteverwekker fysiek opvangt