Inf&Imm_ZSO 2. H1 (Deel 1) Flashcards

(19 cards)

1
Q

MO = ubiquitair

A

Zeer wijdverspreid voorkomend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

grootte eukaryoot / prokaryoot

A
  • EU: kleiner dan 7 µm
  • PRO: tussen 0,1-10 µm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

genetisch materiaal eukaryoot

A
  • Duidelijke kern
  • Kern is afgebakend door een membraan
  • Meerdere chromosomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

genetisch materiaal prokaryoot

A
  • Geen kern, DNA ligt los in het cytoplasma
  • 1 circulair chromosoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

soort ribosomen EU en PRO

A
  • EU: 80S
  • PRO: 70S
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zijn er introns aanwezig bij prokaryoten

A

nee, er is dus geen mRNA processing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoezo zijn virussen geen MO

A
  • = Geen zelfstandige levensvorm
  • Voor hun vermeerdering zijn ze afhankelijk van gastheercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Laterale genoverdracht

A

Intracellulair levende bacteriën nemen de genen van de eukaryote gastheer over en bouwen het in in hun bacteriële genoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Plasmide

A

Circulair gesloten DNA-molecule in bacteriën dat zich zelfstandig in het cytoplasma onderhoudt en repliceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

prionen

A
  • bijzondere eiwitten, die geen nucleïnezuur bevatten
  • komen in geaggregeerd vorm voor in de hersenen van mensen die lijden aan een vorm van degeneratie van het hersenweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaan prionen

A

irreversibele veranderingen in de 3D-structuur van PrP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

silent mutations

A

mutaties in de gensequentie die geen gevolgen hebben voor de samenstelling/het functioneren van het door het gen gecodeerd eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

missense mutation

A

een enkele verandering die al leidt tot een verandering in de opbouw van een eiwit zodanig dat het niet deftig meer functioneert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

frameshift mutatie

A

mutatie (insertie/deletie) waardoor alle volgende triplets anders afgelezen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

vormen van horizontale genoverdracht

A
  • Transformatie
  • Conjugatie
  • Transductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Transformatie

A

Opname en recombinatie van vrij DNA uit de omgeving.

17
Q

Conjugatie

A
  • Overdracht van DNA door direct contact tussen een donor- en een acceptorcel.
  • Vorming van conjugatiebruggen
18
Q

transductie

A

Een bacteriofaag pikt bacterieel DNA op uit bacterie 1 en injecteert dit in de volgende bacterie die die infecteert.

19
Q

Bacteriofaag

A

virus dat bacteriën infecteert