LOI-H27 Mots Flashcards Preview

Frans LOI per hoofdstuk > LOI-H27 Mots > Flashcards

Flashcards in LOI-H27 Mots Deck (106)
Loading flashcards...
1
Q

balance commerciale f

A

handelsbalans

2
Q

balance commerciale est excédentaire / déficitaire f

A

de handelsbalans vertoont een overschot / tekort

3
Q

rétablir l’équilibre de la balance commerciale

A

evenwicht op de handelsbalans herstellen

4
Q

balance des paiements f

A

betalingsbalans

5
Q

boycott m

A

boycot

6
Q

commerce f

A

handel

7
Q

commerce extérieur m

A

buitenlandse handel

8
Q

conclure/passer un accord commercial

A

handelsakkoord sluiten

9
Q

les échanges commerciaux

A

handelsverkeer

10
Q

les relations commerciales

A

handelsbetrekkingen

11
Q

compétitivité f

A

concurrentie

12
Q

déficit m

A

tekort

13
Q

combler/réduire le déficit commercial

A

handelstekort aanvullen/terugbrengen

14
Q

les marchandises

A

de goederen

15
Q

demande croissante en … f

A

een toenemende vraag naar ..,

16
Q

concurrence f

A

concurrentie

17
Q

demande f

A

de vraag

18
Q

douane f

A

douane

19
Q

exportation f

A

export

20
Q

frontière f

A

grens

21
Q

poste frontière m

A

grensovergang

22
Q

importation f

A

import

23
Q

déclaration en douane f

A

douane-aangifte

24
Q

dédouaner des marchandises/le

A

goederen inklaren/de inklaring

25
Q

douanier/l’agent des douanes m

A

douanebeambte

26
Q

imposer/percevoir les droits de douane

A

douanerechten heffen/innen

27
Q

les exportations poste frontière

A

uitgevoerde producten

28
Q

les importations

A

import, ingevoerde producten

29
Q

marché m

A

de markt

30
Q

des parts de marché

A

marktaandelen

31
Q

mondialisation f

A

globalisering

32
Q

offre f

A

aanbod

33
Q

loi de l’offre et de la demande f

A

de wet van vraag en aanbod

34
Q

les pays émergents

A

opkomende economieën

35
Q

solde m

A

saldo

36
Q

barre f

A

grens

37
Q

casse f

A

schade

38
Q

contracter

A

aangaan

39
Q

corollaire m

A

logisch gevolg, consequentie, uitvloeisel

40
Q

débauchage m

A

afvloeiing, ontslag

41
Q

débouché m

A

afzet(mogelijkheid)

42
Q

dégager

A

vrijmaken, ontwikkelen

43
Q

se désendetter

A

zijn schulden betalen

44
Q

endiguer

A

indijken, beteugelen

45
Q

enrayer

A

afremmen, tot staan brengen

46
Q

impact m

A

invloed, effect

47
Q

morosité f

A

somberheid

48
Q

produit intérieur brut m

A

bruto binnenlands product

49
Q

redémarrage m

A

nieuwe start, weer aantrekken

50
Q

redressement m

A

herstel

51
Q

renchérir

A

overtreffen

52
Q

tabler sur

A

uitgaan van

53
Q

tardivement

A

laat

54
Q

handelsbalans

A

balance commerciale f

55
Q

de handelsbalans vertoont een overschot / tekort

A

balance commerciale est excédentaire / déficitaire f

56
Q

evenwicht op de handelsbalans herstellen

A

rétablir l’équilibre de la balance commerciale

57
Q

betalingsbalans

A

balance des paiements f

58
Q

boycot

A

boycott m

59
Q

handel

A

commerce f

60
Q

buitenlandse handel

A

commerce extérieur m

61
Q

handelsakkoord sluiten

A

conclure/passer un accord commercial

62
Q

handelsverkeer

A

les échanges commerciaux

63
Q

handelsbetrekkingen

A

les relations commerciales

64
Q

concurrentie

A

compétitivité f

65
Q

tekort

A

déficit m

66
Q

handelstekort aanvullen/terugbrengen

A

combler/réduire le déficit commercial

67
Q

de goederen

A

les marchandises

68
Q

een toenemende vraag naar ..,

A

demande croissante en … f

69
Q

concurrentie

A

concurrence f

70
Q

de vraag

A

demande f

71
Q

douane

A

douane f

72
Q

export

A

exportation f

73
Q

grens

A

frontière f

74
Q

grensovergang

A

poste frontière m

75
Q

import

A

importation f

76
Q

douane-aangifte

A

déclaration en douane f

77
Q

goederen inklaren/de inklaring

A

dédouaner des marchandises/le

78
Q

douanebeambte

A

douanier/l’agent des douanes m

79
Q

douanerechten heffen/innen

A

imposer/percevoir les droits de douane

80
Q

uitgevoerde producten

A

les exportations poste frontière

81
Q

import, ingevoerde producten

A

les importations

82
Q

de markt

A

marché m

83
Q

marktaandelen

A

des parts de marché

84
Q

globalisering

A

mondialisation f

85
Q

aanbod

A

offre f

86
Q

de wet van vraag en aanbod

A

loi de l’offre et de la demande f

87
Q

opkomende economieën

A

les pays émergents

88
Q

saldo

A

solde m

89
Q

grens

A

barre f

90
Q

schade

A

casse f

91
Q

aangaan

A

contracter

92
Q

logisch gevolg, consequentie, uitvloeisel

A

corollaire m

93
Q

afvloeiing, ontslag

A

débauchage m

94
Q

afzet(mogelijkheid)

A

débouché m

95
Q

vrijmaken, ontwikkelen

A

dégager

96
Q

zijn schulden betalen

A

se désendetter

97
Q

indijken, beteugelen

A

endiguer

98
Q

afremmen, tot staan brengen

A

enrayer

99
Q

invloed, effect

A

impact m

100
Q

somberheid

A

morosité f

101
Q

bruto binnenlands product

A

produit intérieur brut m

102
Q

nieuwe start, weer aantrekken

A

redémarrage m

103
Q

herstel

A

redressement m

104
Q

overtreffen

A

renchérir

105
Q

uitgaan van

A

tabler sur

106
Q

laat

A

tardivement