LOI-H40 Mots Flashcards Preview

Frans LOI per hoofdstuk > LOI-H40 Mots > Flashcards

Flashcards in LOI-H40 Mots Deck (112)
Loading flashcards...
1
Q

aiguille

A

naald

2
Q

enfiler une aiguille

A

draad door de naald halen

3
Q

broderie f (broder, la brodeuse)

A

borduren

4
Q

collection f

A

collectie

5
Q

confection f

A

confectie-industrie

6
Q

couture f

A

naaien | modevak | naad

7
Q

robe façon couture f

A

een maatjurk

8
Q

couturière f

A

naaister

9
Q

défilé de modes m

A

modeshow

10
Q

fil m

A

draad

11
Q

griffe f

A

merk

12
Q

mannequin m

A

mannequin, de (etalage )pop

13
Q

mode f

A

mode

14
Q

être démodé

A

uit de mode zijn

15
Q

mousseline

A

mousseline

16
Q

patron m

A

patroon, sjabloon

17
Q

soie f

A

zij(de)

18
Q

soierie f

A

zijden stof

19
Q

tailleur m

A

kleermaker | mantelpak

20
Q

tissu m

A

stof

21
Q

laine f

A

wol

22
Q

coton m

A

katoen

23
Q

fibres synthétiques f

A

synthetische stof

24
Q

broché

A

brokaat

25
Q

imprimé

A

gedrukt

26
Q

coupon de tissu m

A

lap stof

27
Q

métrage d’un tissu m

A

het afmeten van stof

28
Q

velours m

A

fluweel

29
Q

accalmie f

A

kalmte, rust; slappe tijd

30
Q

aficionado m

A

fan, bewonderaar

31
Q

bobine f

A

klos, spoel

32
Q

braise f

A

gloeiende houtskool

33
Q

brodeuse f

A

borduurster

34
Q

chaufferette f

A

stoof

35
Q

classeur m

A

ordner

36
Q

colorier

A

inkleuren

37
Q

craie f

A

krijt

38
Q

enchantement m

A

betovering

39
Q

enfilade f

A

rij, aaneenschakeling

40
Q

essor m

A

groei, bloei

41
Q

façonner

A

bewerken, vormgeven, modelleren

42
Q

frange f

A

franje

43
Q

habit de lumière m

A

stierenvechterskostuum

44
Q

lacérer

A

verscheuren, in stukken scheuren

45
Q

mal en point

A

lelijk toegetakeld

46
Q

métier m

A

borduurraam

47
Q

mitaine f

A

handschoen zonder vingers

48
Q

piétiner

A

vertrappen, onder de voet lopen

49
Q

point m

A

steek, het kantwerk

50
Q

pointeuse f

A

prikklok

51
Q

posture f

A

houding

52
Q

primesautier

A

impulsief, spontaan

53
Q

receler

A

verbergen, bevatten

54
Q

scintillant

A

fonkelend, schitterend

55
Q

tailleur m

A

mantelpak

56
Q

tournoiement m

A

draaiing

57
Q

naald

A

aiguille

58
Q

draad door de naald halen

A

enfiler une aiguille

59
Q

borduren

A

broderie f (broder, la brodeuse)

60
Q

collectie

A

collection f

61
Q

confectie-industrie

A

confection f

62
Q

naaien | modevak | naad

A

couture f;

63
Q

een maatjurk

A

robe façon couture f

64
Q

naaister

A

couturière f

65
Q

modeshow

A

défilé de modes m

66
Q

draad

A

fil m

67
Q

merk

A

griffe f

68
Q

mannequin, de (etalage )pop

A

mannequin m

69
Q

mode

A

mode f

70
Q

uit de mode zijn

A

être démodé

71
Q

mousseline

A

mousseline

72
Q

patroon, sjabloon

A

patron m

73
Q

zij(de)

A

soie f

74
Q

zijden stof

A

soierie f

75
Q

kleermaker | mantelpak

A

tailleur m

76
Q

stof

A

tissu m

77
Q

wol

A

laine f

78
Q

katoen

A

coton m

79
Q

synthetische stof

A

fibres synthétiques f

80
Q

brokaat

A

broché

81
Q

gedrukt

A

imprimé

82
Q

lap stof

A

coupon de tissu m

83
Q

het afmeten van stof

A

métrage d’un tissu m

84
Q

fluweel

A

velours m

85
Q

kalmte, rust; slappe tijd

A

accalmie f

86
Q

fan, bewonderaar

A

aficionado m

87
Q

klos, spoel

A

bobine f

88
Q

gloeiende houtskool

A

braise f

89
Q

borduurster

A

brodeuse f

90
Q

stoof

A

chaufferette f

91
Q

ordner

A

classeur m

92
Q

inkleuren

A

colorier

93
Q

krijt

A

craie f

94
Q

betovering

A

enchantement m

95
Q

rij, aaneenschakeling

A

enfilade f

96
Q

groei, bloei

A

essor m

97
Q

bewerken, vormgeven, modelleren

A

façonner

98
Q

franje

A

frange f

99
Q

stierenvechterskostuum

A

habit de lumière m

100
Q

verscheuren, in stukken scheuren

A

lacérer

101
Q

lelijk toegetakeld

A

mal en point

102
Q

borduurraam

A

métier m

103
Q

handschoen zonder vingers

A

mitaine f

104
Q

vertrappen, onder de voet lopen

A

piétiner

105
Q

steek, het kantwerk

A

point m

106
Q

prikklok

A

pointeuse f

107
Q

houding

A

posture f

108
Q

impulsief, spontaan

A

primesautier

109
Q

verbergen, bevatten

A

receler

110
Q

fonkelend, schitterend

A

scintillant

111
Q

mantelpak

A

tailleur m

112
Q

draaiing

A

tournoiement m