LOI-H45 Mots Flashcards
(100 cards)
1
Q
air m
A
melodie
2
Q
chanson f
A
lied
3
Q
chansonnier m
A
conferencier, cabaretier
4
Q
chant m
A
het zingen | lied
5
Q
chanter
A
zingen
6
Q
chanteur m
A
zanger
7
Q
chanteur de charme m
A
een zanger van schlagers, smartlappen
8
Q
chœur f
A
(zang)koor
9
Q
chorale f
A
zangkoor
10
Q
concert m
A
concert
11
Q
couplet m
A
strofe, couplet
12
Q
disque m (le 33 tours; le disque vinyle)
A
plaat
13
Q
entonner
A
inzetten
14
Q
fredonner
A
neuriën
15
Q
mélodie f
A
melodie
16
Q
music-hall m
A
variété(theater)
17
Q
musique f
A
muziek
18
Q
les paroles f
A
woorden, de tekst
19
Q
parolier m
A
tekstschrijver
20
Q
refrain m
A
refrein
21
Q
rengaine f
A
afgezaagde liedje | hit
22
Q
ton m
A
toon
23
Q
tonalité f
A
toonaard; kiestoon
24
Q
adoubé
A
geridderd
25
s'affilier
zich aansluiten, lid worden
26
agrémenter
opluisteren, verfraaien
27
audience f
luisteraarspubliek
28
culminer
culmineren, z'n hoogtepunt bereiken
29
dévaliser
plunderen, leeghalen
30
se faire dévaliser
beroofd worden
31
docte
geleerd
32
doter de
uitrusten met, voorzien van
33
ébahi
verbluft, stomverbaasd, sprakeloos
34
éloquent
welbespraakt; overtuigend, duidelijk
35
emportement m
heftige gemoedsbeweging; opwelling drift
36
engouement m
geestdrift, voorliefde
37
dans la foulée de
in aansluiting op, in de voetsporen van
38
idolâtre
afgodisch, verzot, idolaat
39
imposteur m
bedrieger
40
indétrônable
niet te onttronen
41
insolente
ongehoord, buitengewoon
42
à l'instar de
naar voorbeeld van, in navolging van
43
mélomane m/f
melomaan
44
mise f
inzet
45
faire de l'ombre à
iemand overschaduwen
46
avec panache
met bravoure
47
prendre à bras-le-corps
voluit omarmen
48
prendre un problème à bras-le-corps
probleem (bij de kern) aanpakken
49
relève f
aflossing, opvolgers
50
tropisme m
reflexbeweging
51
melodie
air m
52
lied
chanson f
53
conferencier, cabaretier
chansonnier m
54
het zingen | lied
chant m
55
zingen
chanter
56
zanger
chanteur m
57
een zanger van schlagers, smartlappen
chanteur de charme m
58
(zang)koor
chœur f
59
zangkoor
chorale f
60
concert
concert m
61
strofe, couplet
couplet m
62
plaat
disque m (le 33 tours; le disque vinyle)
63
inzetten
entonner
64
neuriën
fredonner
65
melodie
mélodie f
66
variété(theater)
music-hall m
67
muziek
musique f
68
woorden, de tekst
les paroles f
69
tekstschrijver
parolier m
70
refrein
refrain m
71
afgezaagde liedje | hit
rengaine f
72
toon
ton m
73
toonaard; kiestoon
tonalité f
74
geridderd
adoubé
75
zich aansluiten, lid worden
s'affilier
76
opluisteren, verfraaien
agrémenter
77
luisteraarspubliek
audience f
78
culmineren, z'n hoogtepunt bereiken
culminer
79
plunderen, leeghalen
dévaliser
80
beroofd worden
se faire dévaliser
81
geleerd
docte
82
uitrusten met, voorzien van
doter de
83
verbluft, stomverbaasd, sprakeloos
ébahi
84
welbespraakt; overtuigend, duidelijk
éloquent
85
heftige gemoedsbeweging; opwelling drift
emportement m
86
geestdrift, voorliefde
engouement m
87
in aansluiting op, in de voetsporen van
dans la foulée de
88
afgodisch, verzot, idolaat
idolâtre
89
bedrieger
imposteur m
90
niet te onttronen
indétrônable
91
ongehoord, buitengewoon
insolente
92
naar voorbeeld van, in navolging van
à l'instar de
93
melomaan
mélomane m/f
94
inzet
mise f
95
iemand overschaduwen
faire de l'ombre à
96
met bravoure
avec panache
97
voluit omarmen
prendre à bras-le-corps
98
probleem (bij de kern) aanpakken
prendre un problème à bras-le-corps
99
aflossing, opvolgers
relève f
100
reflexbeweging
tropisme m