LOI-H37b Mots Flashcards Preview

Frans LOI per hoofdstuk > LOI-H37b Mots > Flashcards

Flashcards in LOI-H37b Mots Deck (116)
Loading flashcards...
1
Q

résistance f

A

verzet

2
Q

soldat m

A

soldaat

3
Q

sous-marin atomique m

A

(kern)onderzeeër

4
Q

souveraineté f

A

soevereiniteit

5
Q

traité m (un traité de paix)

A

verdrag

6
Q

uniforme m

A

uniform

7
Q

victoire f

A

overwinning

8
Q

branle-bas m

A

opschudding, opwinding

9
Q

brasier m

A

vuurgloed, haard

10
Q

cahoteux

A

hobbelig, stokkend

11
Q

charnier m

A

massagraf

12
Q

calvaire m

A

kruisbeeld, lijdensweg

13
Q

claironner

A

klaroen blazen

14
Q

corrida f

A
  • rondbazuinen
15
Q

couillonnade f

A

stierengevecht, stomme streek, stommiteit

16
Q

crâne m

A

schedel, hoofd

17
Q

dépité

A

gekrenkt, gekwetst, nijdig

18
Q

déquiller

A

afmaken

19
Q

disloquer

A

uit elkaar halen, ontwrichten

20
Q

éclat m (d’obus)

A

(granaat)scherf

21
Q

épopée f

A

heldendicht; de heldenfeiten

22
Q

éructer

A

braken, oprispen

23
Q

éventrer

A

openrijten, aan flarden scheuren

24
Q

exalter

A

verheerlijken, prijzen

25
Q

à flots

A

overvloedig, volop

26
Q

fournaise f

A

vlammenzee

27
Q

frénésie f

A

bloedige strijdperk | bezetenheid

28
Q

gâchette f

A

trekker, de spanveer

29
Q

galon (prendre du-) m

A

schieten, de trekker overhalen

30
Q

appuyer sur la gâchette

A

opklimmen, bevorderd worden

31
Q

garde-à-vous m

A

houding

32
Q

garde-à-vous!

A

geef acht!

33
Q

glas m

A

gelui van de doodsklok

34
Q

sonner le glas

A

uitluiden; het einde aankondigen

35
Q

grisou m

A

mijngas

36
Q

gueule f

A

bek, gapende gat

37
Q

hagard

A

wild, verwilderd, woest

38
Q

hiératique

A

star; plechtstatig

39
Q

s’immoler

A

zich opofferen

40
Q

incandescent

A

gloeiend, oververhit

41
Q

inhiber

A

belemmeren, verbieden

42
Q

jusqu’au-boutiste

A

iemand die tot het uiterste gaat, extremist

43
Q

labourer

A

openhalen, openrijten

44
Q

martial

A

krijgs(haftig)

45
Q

molletière f

A

beenkap (ook: beenwarmer)

46
Q

phalange f

A

schare, slagorde

47
Q

poilu m

A

soldaat uit 1914-18

48
Q

recenser

A

tellen

49
Q

rédempteur

A

verlossend, zaligmakend

50
Q

relent m

A

akelige lucht; een vleugje, spoor

51
Q

renégat m

A

afvallige, de verrader

52
Q

repaire m

A

nest, het leger

53
Q

réquisitoire m

A

eis; de beschuldiging

54
Q

ricaner

A

grinniken, spottend lachen

55
Q

rugir

A

brullen, schreeuwen

56
Q

sangler

A

inrijgen, insnoeren

57
Q

trouille f

A

rats, angst

58
Q

recensement m

A

volkstelling

59
Q

verzet

A

résistance f

60
Q

soldaat

A

soldat m

61
Q

(kern)onderzeeër

A

sous-marin atomique m

62
Q

soevereiniteit

A

souveraineté f

63
Q

verdrag

A

traité m (un traité de paix)

64
Q

uniform

A

uniforme m

65
Q

overwinning

A

victoire f

66
Q

opschudding, opwinding

A

branle-bas m

67
Q

vuurgloed, haard

A

brasier m

68
Q

hobbelig, stokkend

A

cahoteux

69
Q

massagraf

A

charnier m

70
Q

kruisbeeld, lijdensweg

A

calvaire m

71
Q

klaroen blazen

A

claironner

72
Q
  • rondbazuinen
A

corrida f

73
Q

stierengevecht, stomme streek, stommiteit

A

couillonnade f

74
Q

schedel, hoofd

A

crâne m

75
Q

gekrenkt, gekwetst, nijdig

A

dépité

76
Q

afmaken

A

déquiller

77
Q

uit elkaar halen, ontwrichten

A

disloquer

78
Q

(granaat)scherf

A

éclat m (d’obus)

79
Q

heldendicht; de heldenfeiten

A

épopée f

80
Q

braken, oprispen

A

éructer

81
Q

openrijten, aan flarden scheuren

A

éventrer

82
Q

verheerlijken, prijzen

A

exalter

83
Q

overvloedig, volop

A

à flots

84
Q

vlammenzee

A

fournaise f

85
Q

bloedige strijdperk | bezetenheid

A

frénésie f

86
Q

trekker, de spanveer

A

gâchette f

87
Q

schieten, de trekker overhalen

A

galon (prendre du-) m

88
Q

opklimmen, bevorderd worden

A

appuyer sur la gâchette

89
Q

houding

A

garde-à-vous m

90
Q

geef acht!

A

garde-à-vous!

91
Q

gelui van de doodsklok

A

glas m

92
Q

uitluiden; het einde aankondigen

A

sonner le glas

93
Q

mijngas

A

grisou m

94
Q

bek, gapende gat

A

gueule f

95
Q

wild, verwilderd, woest

A

hagard

96
Q

star; plechtstatig

A

hiératique

97
Q

zich opofferen

A

s’immoler

98
Q

gloeiend, oververhit

A

incandescent

99
Q

belemmeren, verbieden

A

inhiber

100
Q

iemand die tot het uiterste gaat, extremist

A

jusqu’au-boutiste

101
Q

openhalen, openrijten

A

labourer

102
Q

krijgs(haftig)

A

martial

103
Q

beenkap (ook: beenwarmer)

A

molletière f

104
Q

schare, slagorde

A

phalange f

105
Q

soldaat uit 1914-18

A

poilu m

106
Q

tellen

A

recenser

107
Q

verlossend, zaligmakend

A

rédempteur

108
Q

akelige lucht; een vleugje, spoor

A

relent m

109
Q

afvallige, de verrader

A

renégat m

110
Q

nest, het leger

A

repaire m

111
Q

eis; de beschuldiging

A

réquisitoire m

112
Q

grinniken, spottend lachen

A

ricaner

113
Q

brullen, schreeuwen

A

rugir

114
Q

inrijgen, insnoeren

A

sangler

115
Q

rats, angst

A

trouille f

116
Q

volkstelling

A

recensement m