Inf&Imm_H21 (D2) Flashcards
(18 cards)
3 types van afstoting
- hyperacuut
- acuut
- chronisch
tijd hyperacute afstoting
uren na transplantatie
tijd acute afstoting
dagen-weken na transplantatie
tijd chronische afstoting
maanden-jaren na transplantatie
oorzaak hyperacute afstoting
- vooraf gevormde antistoffen die aan ABO-bloedgroepantigenen binden van transplantaat
- vooraf gevormd antistoffen die aan HLA-klasse I antigenen binden op het transplantaat
gevolg hyperacute afstoting
Type II overgevoeligheidsreactie, vernietiging van transplantaat door vasculaire trombose
preventie van hyperacute afstoting
ABO- en HLA-kruisproeven
proces hyperacute afstoting
- Antilichamen binden aan antigenen en activeren complement.
- Complement trekt neutrofielen aan die enzymen vrijzetten
- schade aan endotheelcellen
- bloedplaatjes binden aan beschadigd weefsel
- blokkade
oorzaak acute afstoting
- HLA-incompatibiliteit
- 2 soorten allorecognition
2 soorten allorecognition
- direct
- indirect
directe allorecognition
- T-cellen van de ontvanger reageren op onverwerkt donor-MHC op donor-APCs in een lokale lymfeklier
- T-cel scheidt IL-2 uit en prolifereert
indirecte allorecognition
T-cellen herkennen verwerkte peptides van allogeen MHC dat gepresenteerd wordt door een eigen APC
op wat kan de ontvanger nog reageren
minor histocompatibility antigenen die door APCs van donor of ontvanger gepresenteerd worden
gevolg direct en indirecte allorecognition
type IV overgevoeligheidsreactie
oorzaak chronische afstoting
- herhaalde episodes van acute afstoting door T-cellen
- terugkeren van een vooraf bestaande AIZ => hernieuwde auto-immuniteit
algemene definitie tolerantie
toestand waarbij het IS niet reageert op moleculen die het zou kunnen aanvallen, maar er is wel herkenning
definitie tolerantie bij transplantatie
het IS reageert niet op alloantigenen, maar kan wel op ziekteverwekkers blijven reageren
niet-specifieke manier om afstoting te voorkomen
- immuunsupressieve medicatie
- zodra ze gestopt worden kan er alsnog afstoting optreden
- ze onderdrukken de afweer tegen het transplantaat EN de afweer tegen infecties