Inf&Imm_H21 (D5) Flashcards
(11 cards)
1
Q
nadelen van immunosuppressieve middelen
A
- verhoogd risico op infectie door de onderdrukking van het IS
- Verhoogd risico op het ontwikkeling van bepaalde tumoren
2
Q
werking corticosteroïden
A
- remming aanmaak cytokines
- lage dosering: inwerken op APCs
- hoge dosering: direct effect op T-cellen
3
Q
hoe kunnen immunosuppressieve middelen werken
A
- Blokkade van T-celsignaaloverdracht
- Blokkade van IL-2
- Antiproliferatief
- Of zoals corticosteroïden direct inwerken op APCs of direct effect op T-cellen
4
Q
wie kan zorgen voor blokkade van T-celsignaaloverdracht
A
- cyclosporine
- tacrolimus
5
Q
hoe werkt cyclosporine
A
blokkade van T-celsignaaloverdracht
6
Q
hoe werken cyclosporine en tacrolimus
A
- = blokkade T-cel signaaloverdracht
- binden aan eiwitten binnen de intracellulaire signaalcascade van T-cellen
7
Q
wie zorgt voor blokkade van IL-2
A
Monoklonale antilichamen
- Basiliximab
- Daclizumab
- Rapamycine
8
Q
werking basiliximab en daclizumab
A
- = blokkade IL-2
- binden aan IL-2 receptoren op T-cellen in de buurt
- enkel gebruikt bij de behandeling van acute afstotingsreacties
9
Q
werking rapamycine
A
- = blokkade IL-2
- stroomafwaarts werking in de signaalroute van IL-2
10
Q
welke zijn antiproliferatieve middelen
A
- azathioprine
- mycofenolaatmofetil
- methotrexaat
11
Q
wat doen antiproliferatieve middelen
A
- remmen aanmaak van DNA
- Verhinderen de proliferatie van lymfocyten