Word Of The Day Flashcards

0
Q

Il mio fratello piu giovane vive lontano ma tuttavia torna a casa per natale.

A

Mijn oudere broer woont ver weg maar toch komt hij met kerst over.
Overkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Il libro e’ lungo 400 pagine

A

Het boek is 400 pagina’s dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Il telefono Ip non funziona se la rete e’ giu’

A

De ip telefoon werkt niet als het internet eruit ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Il capo sta tenendo un incontro

A

De baas houdt een bijeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mangiamo torta come dessert

A

We eeten taart asl toetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Direzione opposta

A

Tegenovergestelde richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tirare la palla

A

De bal schoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Window seat

A

Raamstoel in een vliegtuig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mettere il cesto della spazzatura all angolo

A

De vuil.container om de hoek plaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stanno dando uno spettacolo teatrale

A

Ze voeren een toneelstuk uit.

De akte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Le sedie in economy sono abbordabili

A

De stoelen in economy class zijn betaalbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Quanto e 100 dollaro in euro?

A

Hoeveel is 100 dollar in euros?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Temere il sole,, un pericolo

A

Gevaar vrezen, de zon vrezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Partita di baseball

A

Honkbal.wedstrijd

Honk base (nei giochi)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Proiettore e schermo

A

Projector en scherm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Io raccolgo info su internet

A

Ik verzamel informatie op het internet

16
Q

L acqua congela quando la temperatura cade sotto lo zero

A

Water zal bevriezen wanneer de temperatuur tot beneden de nul graad (graden?) valt.

17
Q

Quale marca di compuer stai cercando?

A

Naar welk merk computer ben je op zoek?

18
Q

L unghia divento’ nera e cadd

A

De nagel kleurde zwaart en viel eraf

19
Q

Sudore
Gocciokante sudore
Coperto di sudore

A

Zweet
Bedekt met zweet
Druipend zweet
Baden in het zweet

20
Q

Lei cambia canale col telecomando

A

Ze verandert het kanaal met de afstandbediening

21
Q

La domanda
Riflettere
Rispondere

A

De vraag
Nadenken
Beantwoorden

22
Q

Sbiancare

A

Verbleken

23
Q

Soggiornare

A

Verblijven

24
Q

Scalo, molo
Arruolare, reclutare
Vagabondare

A

Werf
Werven
Zwerven

25
Q

Input di dati

A

Invoer

26
Q

Rendere noto, annunciare

A

Bekend maken

27
Q

Seguire attentamente

A

Nauwlattend volgen

Benauwd : soffocante

28
Q

Lo stato d animo

A

De bui

29
Q

Parole appassionate

A

Heftige woorden

30
Q

Ospite inatteso

A

Ongewenst gast

31
Q

Onorare gli uomini dei soccorsi

A

De reddindswerkers huldigen

32
Q

Desiderare ardentemente il vero amore

A

Smachten naar ware liefde

33
Q

Onorare

A

Huldigen

Hulde!! (Bravo!)
De huldiging il tributo, l omaggio
De inhuldiging l investitura

34
Q

Iniziare a funzionare

Il motore funziona (gira) bene

A

Op gang komen

De motor loopt goed.