HC.3 - Opioïden en andere analgetica Flashcards
(37 cards)
Q
A
Welke stoffen zorgen in de periferie voor stimulatie van nociceptoren?
Histamine, 5-HT, ACh, melkzuur, K+, H+
Welke stoffen zorgen in de periferie voor sensitisatie van nociceptoren?
PGE₂, PGI₂, via PLA en COX uit arachidonzuur; bradykinine
Wat is het effect van combinatie van PGE₂ en bradykinine op pijn?
De combinatie veroorzaakt meer pijn dan elk afzonderlijk — synergistisch effect
Wat activeert het TRPV1-kanaal?
Hoge temperatuur, protonen, capsaïcine
Wat activeert het TRPM8-kanaal?
Kou, menthol
Wat activeert het TRPA1-kanaal?
Kou, mosterdolie
Wat is het verschil tussen nociceptie en pijn?
Nociceptie = waarneming schadelijke stimulus; pijn = subjectief, emotioneel
Waarom is er een slechte correlatie tussen analgetisch effect in proefdieren en klinisch effect?
Omdat pijn subjectief is en morfine-achtige stoffen pijnbeleving beïnvloeden zonder gemeten pijn te verminderen
Welk type pijnstiller werd in 2010 het meest gebruikt in Nederland (in DDD)?
NSAID’s (105,6 miljoen DDD)
Wat zijn de categorieën van analgetica?
- Niet-opioïden: Paracetamol, NSAIDs, coxibs, corticosteroïden
- Opioïden: natuurlijk/synthetisch
- Lokale anaesthetica
Wat zijn kenmerken van paracetamol?
- Meest gebruikte pijn- en koortsremmer
- Werkingsmechanisme onbekend
- Veel toedieningsvormen
- Goedkoop en veilig
Wat is het verschil tussen COX-1 en COX-2?
COX-1 = constitutief (maag, darmen, nieren), COX-2 = induceerbaar (ontsteking: macrofagen, synoviocyten)
Wat is het verschil tussen een opiaat en een opioïd?
Opiaat = stof met morfine-achtige structuur (non-peptide), bestanddeel van opium; opioïd = stof met morfine-achtige werking
Wat is opium en wie isoleerde morfine eruit?
Opium = extract uit papaver somniferum; in 1805 isoleerde Friedrich Sertürner morfine uit opium
Q
A
Welke endogene opioïden werden in 1975 ontdekt door Hughes en Kosterlitz?
ß-endorfine, Met-enkefaline, Leu-enkefaline, Dynorfine
Wat zijn de belangrijkste aangrijpingspunten in het brein voor opioïden?
Amygdala (A), Insulaire cortex (IC), Hypothalamus (H), PAG, RVM
Welke typen opioïdreceptoren bestaan er en wat is hun effect?
μ (MOP), δ (DOP), κ (KOP), ORL₁; ze verlagen cAMP, openen K⁺-kanalen (hyperpolarisatie), sluiten Ca²⁺-kanalen
Wat is het effect van μ-receptor activatie op analgesie, ademhaling en euforie?
Sterke supraspinale/spinale/perifere analgesie (+++), ademhalingsdepressie (+++), euforie (+++)
Welke typen stoffen vallen onder opioïden als geneesmiddel?
- Agonisten (vooral μ)
- Opiumalkaloïden (morfine, codeïne)
- Synthetisch (fentanyl, methadon, tramadol)
- Partiële (ant)agonisten (buprenorfine, pentazocine)
Wat is kenmerkend voor de kinetiek van opioïden zoals morfine?
Orale, transdermale of parenterale toediening; groot first-pass effect; gewenning → langzaam afbouwen
Wat zijn belangrijke bijwerkingen van opioïden?
- Ademhalingsdepressie (niet bij pijngebruik)
- Misselijkheid/slaperigheid (verdwijnen vaak)
- Obstipatie (behandeling: loperamide)