ZO.2 - Autisme en psychose Flashcards

(14 cards)

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen autisme en psychose?

A

Bij autisme is de realiteitstoetsing intact; bij psychose is deze (tijdelijk) verstoord met hallucinaties of wanen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn mogelijke differentiaaldiagnoses bij een kind dat zich identificeert met fantasiefiguren?

A

ASS, psychose, angststoornis, ODD, DMDD, normale ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke leeftijd moet realiteitstoetsing goed ontwikkeld zijn?

A

Rond de leeftijd van 7-8 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent het als een kind zegt een stemmetje in zijn hoofd te horen, maar het herkent als zijn eigen gedachten?

A

Mogelijk geen psychotische hallucinatie, maar interne gedachten of zelfverklaring van gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is er geen sprake van een psychose ondanks stemmetjes of fantasieën?

A

Als de patiënt de belevingen kan corrigeren en weet dat ze niet echt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de kans dat niet-psychotische hallucinaties op jeugdleeftijd leiden tot psychotische stoornis op volwassen leeftijd?

A

Ongeveer 15% kans, breder dan alleen schizofrenie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een overeenkomst tussen psychose en ASS?

A

In beide stoornissen kan het sociale contact verstoord zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een verschil tussen psychose en ASS?

A

Psychotische symptomen (wanen/hallucinaties) zijn niet kenmerkend voor ASS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is kinderschizofrenie?

A

Schizofrenie vóór 12 jaar met hallucinaties of wanen en verstoorde realiteitstoetsing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat kan er aan de hand zijn bij een jongvolwassene met achterdocht en overtuiging over een complot?

A

Een paranoïde psychose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn overeenkomsten in behandeling tussen ASS en psychose?

A

Structuur, psycho-educatie, antipsychotica (bij symptomen), en vaardigheidstrainingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een belangrijk verschil in behandeling van ASS t.o.v. psychose?

A

Bij ASS zonder bijkomende symptomen is medicatie niet geïndiceerd; bij psychose vaak wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat maakt diagnostiek lastig bij co-incidentie van ASS en psychose?

A

Overlap in sociale terugtrekking en negatieve symptomen; differentiëren vraagt beloop en voorgeschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly