ZO.3 - Maatschappelijke gevolgen van alcohol- en drugsgebruik Flashcards

(21 cards)

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is er volgens de DSM-5 sprake van een milde, gematigde en ernstige stoornis in het gebruik van een middel?

A

2-3 criteria = milde stoornis; 4-5 criteria = gematigde stoornis; 6 of meer criteria = ernstige stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel procent van de Nederlandse volwassenen houdt zich aan het advies van de Gezondheidsraad om niet of maximaal 1 glas alcohol per dag te drinken?

A

0.44

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Laagopgeleiden houden zich … aan het advies van de Gezondheidsraad dan hoogopgeleiden.

A

Vaker (dit stond zo in ZO, maar dit klopt niet denk ik)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vrouwen houden zich … aan het advies van de Gezondheidsraad dan mannen.

A

Vaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Met het stijgen van de leeftijd houden mensen zich … aan het advies van de Gezondheidsraad.

A

Vaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat valt je op aan het aantal mensen dat in behandeling is voor een stoornis in het gebruik van een middel?

A

Het aantal mensen dat in behandeling is voor een alcohol gerelateerde stoornis is klein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke drie middelen hebben de meest destructieve werking op onze samenleving?

A

Alcohol, heroïne en crack cocaïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wordt door mensen die gedronken hebben vaker geweld gebruikt dan door mensen die niet gedronken hebben?

A

Ja, bij 85% van uitgaansgeweld speelt alcohol een rol; ook 40-50% van geweldsdelicten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk promillage alcohol in het bloed geldt in Nederland als limiet voor deelname aan het verkeer?

A

0.5 promille voor ervaren bestuurders, 0.2 promille voor beginnende bestuurders (<5 jaar rijbewijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel procent van de Nederlandse automobilisten rijdt onder invloed van alcohol?

A

Auto, ervaren: 2.6%; Auto, beginnend: 3.6%; Fiets: 42%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het effect van alcohol op rijgedrag? Noem drie effecten.

A

Verminderde reactiesnelheid, verminderde voertuigcontrole, verminderde alertheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel doden en gewonden vallen er in Nederland door alcoholgebruik in het verkeer?

A

20% van verkeersdoden heeft te maken met alcoholgebruik (geschat 75-140 doden/jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zou een verklaring zijn voor het beperkte ziekteverzuim door alcohol- of drugsafhankelijkheid?

A

Veel verslaafden zijn niet werkzaam of combineren gebruik met werk (bv. horeca, advocatuur, geneeskunde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe hoog zijn de zorguitgaven voor alcohol- en drugsverslaving per jaar?

A

Ruim 1 miljard euro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoeveel kost alcohol de maatschappij per jaar?

A

2-4 miljard euro

17
Q

Hoeveel kosten drugs de maatschappij per jaar?

A

3-4 miljard euro

18
Q

Wat doet de Nederlandse overheid om alcoholgebruik terug te dringen? Noem drie voorbeelden.

A

Accijnsverhoging, beperken verkooppunten, leeftijdscontrole 18+, reclamebeperkingen, korting beperken

19
Q

Noem twee voorbeelden waarbij harm reduction en maatschappelijke schadebeperking botsen.

A

Gebruik opjagen vermindert overlast maar verhoogt infecties; gebruiksruimtes beperken overlast maar normaliseren gebruik

20
Q

Wat is de prevalentie van comorbide psychiatrische stoornissen bij mensen met middelenstoornissen?

21
Q

Welke psychiatrische stoornissen komen het meest voor bij middelenstoornissen, en zijn er sekseverschillen?

A

Angst-, stemmings-, PTSD, psychotische en persoonlijkheidsstoornissen, ADHD. Bij vrouwen vooral stemmings-, angst- en borderline; bij mannen antisociale persoonlijkheidsstoornis.