ZO.2 - Antidepressiva Flashcards

(23 cards)

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn vier voorbeelden van tricyclische antidepressiva (TCA’s)?

A

Amitriptyline, clomipramine, imipramine, nortriptyline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom duurt het enkele weken voordat TCA’s effect hebben?

A

Vanwege verlaging van postsynaptische a1, b2 en 5-HT2 receptoren door langdurige verhoogde monoamineconcentraties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke receptoren blokkeren TCA’s naast het re-uptake mechanisme?

A

Muscarine, histamine, 5-HT2 en alfa-1 receptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn vier hormonen die worden beïnvloed door TCA-receptorblokkade?

A

Acetylcholine, histamine, serotonine, noradrenaline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een gevaar van agitatie veroorzaakt door nortriptyline bij depressieve patiënten?

A

Het kan leiden tot een verhoogd risico op suïcide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer neem je TCA’s idealiter in en waarom?

A

’s Avonds vanwege het sederende effect (behalve nortriptyline).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn symptomen van een TCA-intoxicatie?

A

Anticholinerge effecten, aritmieën en convulsies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom wordt soms de bloedspiegel van TCA’s gemeten ondanks ontbrekend verband met effect?

A

Voor verificatie van therapietrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is fluoxetine vaak te verkiezen boven amitriptyline?

A

Vanwege minder bijwerkingen zoals sufheid en betere effectiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn typische bijwerkingen van SSRI’s zoals fluoxetine?

A

Misselijkheid, libidoverlies, vertraagde ejaculatie, hoofdpijn, bloedingsneiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het gevolg van CYP2D6-remming door fluoxetine?

A

Langdurige werking; afbouw is niet nodig vanwege lange halfwaardetijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is wachten vereist voor overstap van SSRI naar MAO-remmer?

A

Om serotoninesyndroom of hypertensieve crisis te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke MAO-variant wil je remmen bij depressie en waarom?

A

MAO-A, omdat die serotonine en noradrenaline afbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het cheese-effect bij MAO-remmers?

A

Tyramine uit kaas verhoogt noradrenaline → hypertensieve crisis bij MAO-remming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het effect van presynaptische a2-receptorblokkade?

A

Verhoogde afgifte van noradrenaline en serotonine.

17
Q

Wat is de rol van H1- en 5-HT2-blokkade bij mirtazepine?

A

H1-blokkade: sedatie; 5-HT2-blokkade: toename eetlust, mogelijk antidepressief.

18
Q

Waarom is combinatie van oxybutynine en TCA riskant bij ouderen?

A

Verhoogd risico op verwardheid door anticholinerge effecten.

19
Q

Noem vier oorzaken voor uitblijvend effect van antidepressiva.

A

Foute diagnose, lage therapietrouw, te lage dosis, te korte duur.

20
Q

Wat is de werkingsmechanisme van lithium?

A

Blokkade van second messengers zoals IP3; beïnvloedt signaaltransductie.

21
Q

Wat is de therapeutische en toxische lithiumspiegel?

A

Therapeutisch: 0.5–1 mmol/L; toxisch > 1.5 mmol/L.

22
Q

Wat zijn symptomen van lithiumintoxicatie?

A

Braken, diarree, tremoren, convulsies, coma.

23
Q

Welke bijwerkingen ontstaan door ontkoppeling van ADH en TSH door lithium?

A

Polyurie, dorst, hypothyreoïdie, struma.