VO.1 - De moeilijke patiënt Flashcards

(24 cards)

1
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn pathologische symptomen bij borderline?

A

Automutilatie, negatief zelfbeeld/-haat, suïcidaliteit afhankelijk van context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn normale symptomen die ook bij borderline kunnen passen?

A

Gedachten als ‘stem in het hoofd’, wisselingen in stemming en motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen stemming en affect volgens de Amerikaanse methode?

A

Stemming is subjectief (ervaren door patiënt), affect is objectief (geobserveerd door arts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen concentratie en aandacht?

A

Concentratie is de innerlijke ervaring (pt), aandacht is de observatie (arts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de vier domeinen van persoonlijkheid in de psychopathologie?

A

Denken, voelen, handelen, relaties aangaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de vier DSM-5 elementen van persoonlijkheidsfunctioneren binnen ‘zelf’?

A

Identiteit en zelfsturing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de vier DSM-5 elementen van persoonlijkheidsfunctioneren binnen ‘interpersoonlijk’?

A

Empathie en intimiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bepaalt iemands hechtingsstijl?

A

Vroege interacties met primaire verzorgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kenmerkt een veilige hechtingsstijl?

A

Positief zelfbeeld en positieve verwachting van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een angstig-gepreoccupeerde hechtingsstijl?

A

Positieve verwachting van anderen, negatief zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een afwijzend-vermijdende hechtingsstijl?

A

Negatieve verwachting van anderen, positief zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een angstig-vermijdende hechtingsstijl?

A

Negatief zelfbeeld en negatieve verwachting van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem kenmerken van Cluster A persoonlijkheidsstoornissen

A

Vreemd, excentriek, cognitieve stoornissen, bv paranoïde, schizoïde, schizotypisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem kenmerken van Cluster B persoonlijkheidsstoornissen

A

Dramatisch, impulsief, affectproblemen, bv borderline, antisociaal, theatraal, narcistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem kenmerken van Cluster C persoonlijkheidsstoornissen

A

Angstig, vermijdend, dwangmatig

17
Q

Wat zijn de functies van het ego volgens psychoanalytisch model?

A

Bemiddelt tussen Es, Superego en buitenwereld

18
Q

Wat is het verschil tussen afweer en coping?

A

Afweer is onbewust, coping is bewust

19
Q

Wat zijn adaptieve afweermechanismen?

A

Anticiperen, beheersen, humor, sublimeren

20
Q

Wat zijn neurotische afweermechanismen?

A

Intellectualiseren, verdringing, verschuiven, rationaliseren, reactieformatie

21
Q

Wat zijn primitieve afweermechanismen?

A

Ageren, projectie, splitsen, passieve agressie, idealiseren, ontkennen

22
Q

Wat gebeurt er bij afweerfalen?

A

Er treedt psychose op, met ernstig verlies van realiteitsbesef

23
Q

Welke neurotransmitters zijn betrokken bij temperament?

A

Dopamine, serotonine, noradrenaline

24
Q

Wat is de rol van farmacotherapie bij persoonlijkheidsstoornissen?

A

Ondersteunend aan psychotherapie