ZO.6 - Diagnostiek van angststoornissen Flashcards

(47 cards)

1
Q

Vraag

A

Antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de prevalentie van angststoornissen in Nederland?

A

Bijna 20% van de Nederlanders krijgt in het leven een angststoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke geslachtsverschillen bestaan er in het voorkomen van angststoornissen?

A

Vrouwen krijgen vaker een angststoornis dan mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het effect van behandeling bij angststoornissen?

A

Behandeling met medicatie en/of psychotherapie is bij ongeveer 80% effectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is herkenning van een angststoornis belangrijk?

A

Een behandeling kan pas worden gestart als de angststoornis is herkend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is herkenning van een angststoornis lastig?

A

Omdat angst niet altijd de hoofdklacht is; patiënten melden zich vaak met lichamelijke klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een normale reactie op gevaar?

A

Angst is een normale reactie op een angstprikkel zoals dreigend gevaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke drie componenten kent angst?

A

Cognitieve, affectieve en conatieve component.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat valt onder de cognitieve component van angst?

A

Gedachten aan gevaar, verhoogde alertheid, scherpere waarneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat valt onder de affectieve component van angst?

A

Sympathische arousal zoals hartkloppingen, zweten, trillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke gedragingen horen bij angst?

A

Vechten, verstijven (freeze), vluchten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is angst pathologisch?

A

Als angst leidt tot lijdensdruk of ernstige beperkingen in dagelijks leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vindt behandeling van angststoornissen meestal plaats?

A

Poliklinisch, soms in dagbehandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke stoornissen vallen onder angststoornissen in DSM-5?

A

Paniekstoornis, agorafobie, specifieke fobie, sociale-angststoornis, gegeneraliseerde-angststoornis, angststoornis door een middel of somatische aandoening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stoornissen vallen niet onder angststoornissen in DSM-5, maar gaan wel gepaard met angst?

A

PTSS, acute stressstoornis, obsessieve-compulsieve stoornis, ziekteangststoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke stoornis viel vroeger onder hypochondrie?

A

Ziekteangststoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de prevalentiecijfers van angststoornissen?

A

Paniekstoornis 3,8%, specifieke fobie 7,9%, sociale-angststoornis 9,3%, gegeneraliseerde-angststoornis 4,5%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de kans op spontaan herstel van een angststoornis?

A

0.25

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de kans op herstel bij behandeling van angststoornis?

20
Q

Wanneer moet een arts denken aan een angststoornis?

A

Bij angst/spanning, aspecifieke lichamelijke klachten, vraag om benzodiazepines, frequente bezoeken, alcohol/drugsgebruik.

21
Q

Wat is vermijdingsgedrag?

A

Gedrag dat confrontatie met gevreesde situaties voorkomt.

22
Q

Wat is anticipatieangst?

A

Continue angst om een paniekaanval te krijgen.

23
Q

Wat is een internaliserend temperament?

A

Reageren op nieuwe situaties met angst en teruggetrokkenheid.

24
Q

Hoe vaak ontstaat agorafobie bij paniekstoornis?

A

Bij 50% van de patiënten.

25
Wat is agorafobie?
Vermijden van situaties waaruit vluchten moeilijk is of hulp niet beschikbaar.
26
Welke situaties wekken angst op bij agorafobie?
Openbaar vervoer, drukte, alleen buitenshuis, in de rij staan, theater.
27
Welke soorten specifieke fobie bestaan er?
Dier-, natuurlijke omgeving-, bloed/injectie-, situationele-, resttype.
28
Wanneer is er sprake van gegeneraliseerde-angststoornis?
Als piekeren ≥6 maanden aanwezig is met klachten als vermoeidheid, slecht slapen.
29
Wanneer moet je denken aan een lichamelijke oorzaak van angst?
Bij aanvang >40 jaar, geen psychiatrische VG, alcohol/drugsgebruik, ongewoon beloop, geen effect behandeling.
30
Hoe lang moet paniekstoornis duren voor diagnose?
Minimaal 1 maand.
31
Waarop is paniekstoornis gericht?
Angst voor nieuwe paniekaanvallen.
32
Hoe lang moet agorafobie duren voor diagnose?
Minimaal 6 maanden.
33
Waarop is agorafobie gericht?
Angst om niet te kunnen vluchten of hulp te krijgen.
34
Hoe lang moet specifieke fobie duren?
Minimaal 6 maanden.
35
Waarop is specifieke fobie gericht?
Angst voor specifiek object of situatie.
36
Hoe lang moet sociale-angststoornis duren?
Minimaal 6 maanden.
37
Waarop is sociale-angststoornis gericht?
Angst voor kritiek of negatieve beoordeling.
38
Hoe lang moet gegeneraliseerde-angststoornis duren?
Minimaal 6 maanden.
39
Waarop is gegeneraliseerde-angststoornis gericht?
Angst voor meerdere gebieden.
40
Wat is meer kenmerkend voor depressie dan angststoornis?
Vroeg ontwaken, dagschommeling, vlakke mimiek, schuldgevoel, verlies interesse.
41
Wat is meer kenmerkend voor angststoornis dan depressie?
Inslaapproblemen, vermijding, autonome hyperactiviteit.
42
Wat zijn dwanggedachten bij OCD vaak gericht op?
Symmetrie, tellen, ordenen, verzamelen.
43
Wat is kans op PTSS na trauma?
0.1
44
Hoe worden gedachten bij OCD ervaren?
Egodystoon.
45
Hoe worden gedachten bij ziekteangststoornis ervaren?
Egosyntoon.
46
Wat is een psychotraumatische gebeurtenis?
Dreigende dood, verwonding of seksueel geweld, zelf meegemaakt of gezien.
47
Op welke leeftijd ontstaat meestal een vermijdende-persoonlijkheidsstoornis?
Op jongere leeftijd dan sociale-angststoornis.