ZO.3 - Neurobiologie van autisme Flashcards

(24 cards)

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kern-kenmerken van autisme?

A

Verminderde sociale interactie; Verminderde communicatie; Stereotiep en repeterend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de kritische periode?

A

De periode waarin iets geleerd kan worden; daarna verliest het deel van de hersenen de plasticiteit die daarvoor nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat toont het werk van Konrad Lorenz aan?

A

Imprinted behavior; ganzen volgen objecten waaraan ze op dag 1 worden blootgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat toonde het experiment van Wiesel en Hubel aan?

A

Oculaire dominantie; sluiten van ogen tijdens kritische periode leidt tot blijvend verlies van zicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is de kritische periode beperkt tot het eerste levensjaar?

A

Nee, bijv. taal leren heeft een kritische periode die jaren duurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is neuronale migratie?

A

Migratie van neuronen naar uiteindelijke plek in het brein o.b.v. glia en adhesie-eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt neuronale migratie aangetoond?

A

BrdU kleuring: oudere cellen zwaar gelabeld, jongere licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer is hoofdomtrekmeting zinvol bij autisme?

A

Alleen als gemeten in 1e én 12e maand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de kans dat een kind met versnelde hoofdomtrek autistisch is?

A

0.01

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is hoofdomtrekmeting zinvol voor vroege detectie van autisme?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Van welke leeftijd wil je weefsel voor autismeonderzoek?

A

Van een kind ouder dan 2 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er met synapsenaantal tijdens ontwikkeling?

A

Neemt toe; meer neuronen, meer connecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er met convergentie en divergentie bij ontwikkeling?

A

Convergentie daalt, divergentie stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een voorbeeld van synapseliminatie in CZS?

A

Purkinjecel in cerebellum gaat van meerdere naar één klimvezel.

17
Q

Kan Golgi-kleuring synapseliminatie aantonen?

A

Nee; toont wel synapsen maar niet aantal verschillende axonale inputs.

18
Q

Tot welke eiwitfamilie behoren BDNF en NT4?

A

Neurotrofines

19
Q

Leidt hogere concentratie neurotrofines tot volumetoename grijze stof?

A

Ja; meer synaptische connecties.

20
Q

Wat zegt verschil in concordantie bij een- en twee-eiige tweelingen over autisme?

A

Genetische component speelt grote rol; concordantie bij eeneiig hoog, maar niet 100%.

21
Q

Welke genetische verklaringen zijn mogelijk bij lage concordantie tweelingen?

A

Combinatie van genen (QTL); De novo dominante mutatie.

22
Q

Wat is het effect van MECP2-mutatie op Ube3a?

A

Ube3a expressie stijgt; kan autisme veroorzaken.

23
Q

Hoe werkt imprinting bij Angelman gen (Ube3a)?

A

Alleen maternale kopie actief in hersenen; paternale gemethyleerd.

24
Q

Waarom leidt X-chromosomale mutatie van NLGN-3/NLGN-4 tot autisme vooral bij jongens?

A

Omdat jongens maar één X-chromosoom hebben.