Flashcards in TW18 A1 Deck (38)
Loading flashcards...
1
We gaan … trein naar Maastricht.
per
2
In het centrum van Antwerpen rijden veel … Overal zie je de sporen liggen.
trams
3
De weg die een bus of tram volgt = …
de lijn
4
instappen >
uitstappen
5
Oh nee! Ik ben te laat! Ik heb mijn bus …
gemist
6
Met een auto … je.
rijd
7
aankomen >
vertrekken
8
Wat zijn de tijden van STOPPEN?
stopte, heeft gestopt
9
langs, door, over = …
via
10
Heb je je … voor op de bus? Als er controle zou komen, moet je dat zeker hebben, hoor!
kaartje
11
We kunnen met de auto naar Amsterdam gaan, maar ook met de … en zo vermijden we vele files.
trein
12
hier komen alle treinen aan en vertrekken ze ook = …
het station
13
De trein uit Amsterdam komt binnen op … 3.
spoor
14
Als een Europeaan naar Amerika wilt reizen, dan moet hij het … nemen.
vliegtuig
15
Wat zijn de tijden van VLIEGEN?
vloog, heeft gevlogen
16
je koffers en spullen die je meeneemt op vakantie = …
de bagage
17
de boot = …
het schip
18
een transportmiddel met wielen en pedalen = …
de fiets
19
Wat zijn de tijden van FIETSEN?
fietste, heeft gefietst
20
Als je de motor in werking laat treden, dan … je de motor.
start
21
de auto = …
de wagen
22
hiermee kan je mechanisch omhoog en omlaag gaan = …
de lift
23
iemand die voor zijn beroep met een auto rijdt = …
de chauffeur
24
Alle mensen en voertuigen op straat vormen het …
verkeer
25
Als we van de ene kant naar de andere kant van de rivier willen geraken, moeten we over de … rijden.
brug
26
smal >
breed
27
de plaats waar twee muren samenkomen = …
de hoek
28
de straat = …
de weg
29
langzaam >
snel / vlug
30
Als er geen gevaar is, dan is alles …
veilig
31
Oh nee! Er is een ernstig … gebeurd. Er zijn drie gewonden gevallen.
ongeluk
32
Wat zijn de tijden van GEBEUREN?
gebeurde, is gebeurd
33
hier herstellen ze auto's = …
de garage
34
kapot = …
stuk
35
Als je je auto een tijdje ergens op een plaats laat staan, dan heb je je auto …
geparkeerd
36
links >
rechts
37
de baan = …
de weg
38